http://www.klassiek-centraal.be, 15. September 2011
Krol Roger van Karol Szymanowski,
Poolse voorzitterschap EU geeft aandacht aan Poolse componisten
Het Poolse voorzitterschap van de Europese Unie is een mooie aanleiding voor de concertorganisaties om extra aandacht te besteden aan Poolse componisten. In de Koninklijke Muntschouwburg werden in die context twee concertante voorstellingen gegeven van Krol Roger van Karol Szymanowski, een evenement dat de President van de Poolse Republiek in het voorwoord bij het programmaboek terecht een van de belangrijkste punten van het culturele programma noemde.
Szymanowski (geboren in Oekraïne, 1882, gestorven in Lausanne, 1937) groeit op in een aristocratische familie die in 1917 haar landgoed verliest. Muzikaal sluit hij aanvankelijk aan bij de laat-romantiek (Chopin, Scriabin) maar tijdens de eerste wereldoorlog ondergaat hij de invloed van het impressionisme en ook Strauss en Stravinsky laten duidelijk sporen na. Hij is nauwelijks in een categorie of richting onder te brengen en schrijft in een zeer persoonlijke stijl. Op een reis naar Sicilië en Noord-Afrika geraakt hij in de ban van de oude Byzantijnse cultuur, in die mate dat hij die fascinatie uitwerkt in een symbolisch geladen verhaal, Krol Roger. In combinatie met zijn lectuur van Nietzsche (Die Geburt der Tragödie) wordt het een conflict tussen het Apollinische en het Dionysische, tussen lichaam en geest. Het conflict tussen de dogmatische oude cultuur en religie op het middeleeuwse Sicilië en het heidense geloof in schoonheid en genot, vertegenwoordigd door de herder, is de kern van de opera. Hij baseert het libretto op de Bacchanten van Euripides.
We kunnen de complexe opera als volgt kort samenvatten: Koning Roger is de koning van Sicilië en vertegenwoordiger van de oude waarden. Zijn vrouw, Roxana, wordt verleid door de herder en sluit zich aan bij zijn volgelingen. De Arabische geleerde Edrisi waarschuwt tevergeefs voor de dwaalleer van de herder. In het laatste bedrijf treedt de herder op als Dionysos en Roxana is een van zijn bacchanten. Koning Roger weerstaat aan de verleiding deel te nemen aan het orgiastisch feest.
Krol Roger is het absolute meesterwerk van Szymanowski waarin zijn exotisme, zijn weelderige orkestratie en zijn sensuele vocale arabesken tot het uiterste uitgebuit zijn en een knap overweldigend geheel vormen. Het is een opera die muzikaal zo rijk is, dat een regie bijna geen gemis vormt en er zijn maar weinig opera’s waarvan dat kan gezegd worden. Dat is nog meer het geval als de voorstelling zo ideaal opgevat is als vorige week in de Munt het geval was.
Bij het binnenkomen van de zaal was het even schrikken: het orkest zat in de bak, wat niet gewoon is bij een concertante voorstelling. Maar tijdens het concert bleek het een schitterende oplossing te zijn. De scène bood ruimte aan de koren en de solisten, die op die manier bewegingsruimte hadden. Die werd goed gedoseerd benut en gaf een dynamiek en spanning aan de voorstelling zonder de aandacht af te leiden van de ideologische inhoud, integendeel. De verhouding en conflicten tussen de personages kregen een levendigheid en impact die er bij een naast elkaar op het podium staan niet zou geweest zijn. Bovendien vormde het decor van Médée – de opera van Cherubini die de Muntschouwburg op het ogenblik van het concert op het programma heeft – een onvermoed knap (en spiegelend) kader voor deze ruimtelijke plaatsing van solisten en koor.
Ik heb het Symfonieorkest van de Munt dat gedirigeerd werd door Hartmut Haennchen in lang niet meer zo schitterend gehoord. Deze zeer gedetailleerde en toch geweldige muziek hebben ze met uiterste precisie en heel veel sfeer tot klinken gebracht. Haennchen is zeker een meester in het ontrafelen en terug in elkaar doen passen van dit soort partituren en hij heeft zo te horen de muzikanten tot het uiterste kunnen motiveren.
De koren waren uit Polen geïmporteerd en dus vertrouwd met taal en genre en samen met het Jeugdkoor van de Munt vormden ze een knap geheel. Over de solisten zijn we al even enthousiast. Andrzej Dobber overtuigde als koning Roger met zijn aristocratische présence en viriele baritonstem. Olga Pasichnyk was gewoon subliem. Ik was reeds in de wolken over haar toen ze Roxana vertolkte in juni 2009 in Parijs in de Krol Roger geregisseerd door Krzystof Warlikowski met Kazushi Ono als dirigent. Ook hier zong ze opnieuw met stralende sopraanstem de moeilijke partij van sensuele en geëmancipeerde vrouw. Een vocale en voor dit soort rol tegelijk mentale krachttoer. Eric Cutler hebben we reeds gehoord in de Vlaamse Opera in september 2007 als Faust in La Damnation de Faust en ook in Parijs was hij in 2009 de herder. Vorig seizoen viel hij op als een uitstekende Raoul de Nangis in les Huguenots in de Munt. Ook hier zong hij opnieuw feilloos met heldere en vaste stem. Ook de andere solisten (John Graham-Hall als Edrisi, Beata Morawska als Dyakonissa en Jaroslav Kitala als Archiereios) verdienen alleen maar lof.
Een voorstelling die op een dankbare ovatie onthaald werd en die ons met een zeldzaam intens gevoel van muzikale voldaanheid achterliet.
Luxemburger Wort, 12. September 2011
... L'Orchestre de la Monnaie, en grande forme, prend place dans la fosse, ce qui vu l'importance des effectifs - dirigés avec maestria par Hartmut Haenchen - ne peut que mieux mettre les voix en valeur. ...
Jean Lucas
La Libre, 12. September 2011
... Placé sous la direction de Hartmut Haenchen, l'orchestre était à sa place habituelle, dans la fosse, ce qui permit à son chef d'en déployer librement la puissance, les coleurs et les infinies subtilités. ...
Martine D. Mergeay
Hartmut Haenchen sprach ausführlich über diese Projekte mit Hans Reul vom Belgischen Rundfunk hier
http://www.operanews.ru, 18.9.2011
Либретто оперы, о которой смело можно сказать, что она не на слуху у публики, было написано самим композитором в соавторстве с Ярославом Ивашкевичем и представляет собою не обычную условную канву для оперных страданий и конфликтов, а больше пародию или шарж на преувеличенную тягу к символам и аллегориям. Лично мне всё это напомнило избранные места из «Зангези» В.Хлебникова, где по полторы страницы кряду выписано звукоподражательное щебетание птиц, не имеющее никакого отношения к сюжету, плюс трудно понимаемое поведение заглавного персонажа. В самом деле, как иначе воспринять многоэтажные описания декора на сцене, ювелирно вышитые автором: как выглядит алтарь, сколькими ступенями выше уровня сцены находятся святые дары и ковчежцы, сколько и какие именно свечи колеблются на ветру, как и где стоит кафедра проповедника, число каменных львов, детали мозаики паркета и т.п.
Сюжет, практически совершенно лишённый динамизма, выглядит смесью экзотических причуд: на Сицилии 12-го века, которой правит король Рогер, христианин, доселе живший мирно и ладно со своей женой Роксаной, советником Эдриси и законопослушными подданными, является некий Пастух (разумеется, «с кудрями цвета меди»), смущающий слух невнятными речами о пурпуре роз, изумрудных лугах, пламени души и тому подобными отвлеченными рассуждениями. Эти речи о розах настолько возмущают всех присутствующих, что толпа требует сначала наказать пришельца за оскорбление Христа, а потом, после некоего суда – понимай, духовного поединка Рогера и Пастуха, – за пропагандистом лугов и венков, а заодно почему-то лотосов и Ганга, уходят и толпа, и Роксана. На это отводится два акта оперы.
Король решается пуститься на розыски жены, и в третьем действии на руинах античного театра (следует очередное точное описание расположения обломков, дымящегося разорения и детальной разработки картины разрухи) он настигает беглецов и вступает вновь в продолжительную беседу с Пастухом и Роксаной. Следует всё то же невразумительное воспевание таинственных надмирных улыбок и зова в края вечного упоения, в результате чего Роксана вдруг является греческой менадой и уносится вдаль, Пастух даёт понять о своём дионисийском происхождении (что идёт несколько вразрез с его речами о Ганге и лотосах), король окончательно остаётся один и незамедлительно посвящает свою душу взошедшему солнцу.
Смело отказавшись от бутафорских подробностей спектакля, Брюссельская опера Ла Монне предложила публике полуконцертный вариант исполнения, отчего несомненно выиграла. Спектакль был решён в черных, белых и красных тонах, передвижения исполнителей сведены к необходимому минимуму, и в результате было спето и сыграно необычное представление – скупое внешне, но с безусловным внутренним накалом, которое, думается, порадовало бы самого автора безусловными убедительностью и профессионализмом.
Было сложно отключиться от определённого предубеждения к сюжету, готовясь слушать оперу, но мало известный с симфонической и вокальной стороны композитор преподнёс неожиданно богатый подарок. Музыка Шимановского в этой опере чрезвычайно интересна, своеобразна и разнообразна, и, как и реплики её героев, содержит в себе множество аллюзий и ссылок на иные музыкальные течения первой половины ХХ века. Конечно, это Скрябин, даже при отсутствии прямых цитат. Но это ещё и пейзажные зарисовки Яначека, струи и капельки из «Фонтанов Рима» Респиги и даже – да простят меня музыковеды – некий колорит арии Кончаковны в уснувшем половецком стане – в колыбельной песне Роксаны из второго действия. Балансирование между импрессионизмом и экспрессионизмом даёт интересный эффект: вы не можете вычленить или повторить ясно запоминающуюся мелодию, но вы безусловно наслаждаетесь общей лавиной тембров и вовлечены в яркое действо звука. И в итоге именно музыка и её творец становятся главными героями спектакля, а не позолоченный реквизит и не буйство измышлений режиссёра.
При всей лапидарности сценического решения спектакля было две чудесных находки: пластиковый занавес, перекрывший сцену наполовину во втором акте, и поверженный трон в третьем. Пластик просто отразил подкову зрительного же зала, слегка подсвеченного по всем ярусам, и дал полную иллюзию того, что действие происходит в роскошном королевском дворце, куда и был по сюжету приглашен Пастух на суд Рогера. В следующем акте зрителям не стали морочить голову оборванными занавесами и рваными кулисами, чтобы развернуть картину разрухи, а просто королевский трон оказался лежащим на боку, и этого вполне хватило для имитации руин, духовных и вещественных.
Исполнители были прекрасны, а три главных персонажа - один лучше другого. Американский тенор Эрик Катлер (Пастух) обладает лиричным и сильным голосом; нельзя отказать ему и в харизматичности. Сложная партия выучена и спета блистательно, что особенно удивительно, если знать, что на работу было отведено четыре дня репетиций.
Певица из Варшавы Ольга Пасечник (Роксана) – любимица бельгийской публики, одна из лауреатов конкурса королевы Елизаветы 2000-го года. К лёгкому, гибкому и очень проникновенному сопрано добавляется прекрасная сценическая внешность певицы, поющие же глаза и выразительные руки. Манеры и жесты, исполненные достоинства при безупречном владении голосом, дают действительно королевский образ.
Польский баритон Анджей Доббер (Рогер) совершенно покорил публику ярким и сильным пением. Можно попенять, что иногда голос звучал несколько режуще, но, с другой стороны, это было вполне оправдано сюжетными и музыкальными требованиями момента. Роль Эдриси исполнил британский тенор Джон Грэхем Халл. Также участвовали два польских хора: коллектив Камерата Силезия и Хор польского радио. Детский хор – коллектив театра Ла Монне.
Дирижировал спектаклем Хартмут Ханшен (Hartmut Haenchen). Прочтение весьма сложной партитуры было подано им по-немецки точно и ясно; несколько сухо по жестикуляции, если смотреть со стороны, но ярко и захватывающе, если судить по результату: ответному звучанию оркестра, хора и солистов.
Спектакль был принят без преувеличения горячо, и весьма заслуженно. В публике присутствовала большая часть польской общины Брюсселя, воспользовавшаяся возможностью послушать оперу на родном языке.
Майя Шварцман.
www.resmusica.com, 11. September 2011
Si la construction européenne semble au point mort, elle se porte pourtant culturellement très bien à Bruxelles. Dans le cadre de leur présidence tournante de l’UE, certains pays se servent de ce vecteur pour s’affirmer et pour présenter leur excellence artistique. C’est le cas de la Pologne, qui de juillet à décembre, met les petits plats dans les grands avec des expositions et de très nombreux concerts. En ouverture de ce « festival » polonais, La Monnaie, le festival des Flandres à Bruxelles et des institutions polonaises ont offert cette version semi-concertante du Roi Roger, l’opéra polonais le plus célèbre…
Initialement annoncée en concert, cette production aura été scénographiée par François de Carpentries qui se servait des décors (polonais aussi) de la reprise d’une production de Médée de Cherubini présentée en alternance. Ce travail est bienvenu, même si la présence du grand orchestre en fosse n’était pas sans poser parfois des problèmes d’équilibres avec les chanteurs (on se demande d’ailleurs pourquoi La Monnaie n’a pas présenté ce Roi Roger sur la vaste scène du Bozar dont l’acoustique aurait été plus précise).
Le chef d’orchestre Hartmut Haenchen, désormais invité régulier de l’orchestre belge, avait annoncé la couleur: il estime que cette partition prend place entre Strauss et Janacek. Dès lors, sa direction cultive une certaine puissance orchestrale un peu âpre et rugueuse. Ces qualificatifs sont développés avec un orchestre de La Monnaie attentif, mais dont l’absence de directeur musical commence à se faire cruellement ressentir. Certains pupitres (violons ou vents) semblent parfois aux limites de la justesse et de la précision. Quant à la vision du chef, même si cohérente et structurée, elle manque parfois de transparence et de luminosité et elle peine à mettre en avant tous les détails de cette orchestration extatique, foisonnante et débordante d’idées !
La distribution proposait des valeurs sûres et des habitués de cette partition. Ceux qui avaient assisté à la production parisienne en 2009, ultime spectacle de l’ère Mortier, retrouvait d’ailleurs le Berger d’Eric Cutler la Roxane d’Olga Pasichnyk. Ces deux chanteurs font très forte impression, par leur vécu des personnages et par leur musicalité. La soprano s’avère même exceptionnellement séduisante avec son timbre délicat au service de la sensualité de cette musique. Andrzej Dobber incarne un roi parfaitement désabusé mais vocalement solide. Le rôle semble être taillé sur mesure pour ce chanteur. Les comparses étaient quant à eux parfaits. Les forces chorales alternaient des chanteurs polonais et des jeunes belges. Si l’homogénéité des choristes polonais étaient exemplaires, le chœur des jeunes de la Monnaie peinait dans les aigus et manquait d’homogénéité.
Mais, cette production de cet exceptionnel chef d’œuvre marquera les esprits par ses qualités et surtout par la beauté hors norme de sa musique.
Aktuelles
21. September 2011