Opern

NRC Handelsblad (NL), 31. Januar 2011
Bizarre Parsifal met bloot en gifslang

Bij regisseur Romeo Castellucci zijn schandaaltjes de vaste bijverschijnselen van een duister wereldbeeld en lichte voorkeur voor gruwelelementen. Er was zijn Giulio Cesare met anorexia- en kankerpatiënten (Holland Festival, 1998), of Genesi met gehandicapten en een Auschwitz-douche (Holland Festival, 1999).
En nu is er Castellucci’s debuut als operaregisseur. Voor de Koninklijke Muntopera in Brussel ensceneert hij Wagners vier uur durende Parsifal, en bestormt onversaagd het symbolisch labyrint waar menig operaregisseur zich pas na jaren in waagt.
Castellucci’s intuïtieve opzet is groots in naïviteit: hij wil Parsifal associatief als nieuw opbouwen. De ouverture wordt toegelicht met een reuzenfoto van Nietzsche, aan wiens oor een slang knabbelt (symbool voor de giftige kronkelingen in Wagners muziek). In de tweede akte worden naakte meisjes als rollades opgetakeld door de speerdragende, maar ontmande tovenaar Klingsor. Die ziet eruit als een dirigent, zwaaiend met zijn stokje – een tweede weinig subtiele duiding van Wagners symboliek én muzikale toverkracht.
Het zit dirigent en Wagner-kenner Hartmut Haenchen niet mee. Bij De Nederlandse Opera trof hij vorig jaar regisseur Martin Kusej, die Der Fliegende Holländer optuigde met hangjongeren op een loveboat. Loze actualisatie kunnen we Castellucci niet verwijten, maar dat hij zich verslikt in Wagners symboliek is onmiskenbaar.
De eerste akte, in een betoverend fraai vormgegeven, als ‘echt’ ogend woud, is nog duidbaar; de zich hier in takkenpakkende verstoppende Graalridders vormen immers een gesloten gemeenschap waarin vrees regeert. Maar in de steriele tweede akte – op scherm ingeleid door droge lemma’s over de nare bijwerkingen van diverse toxica – overspeelt Castellucci zijn hand. Wat moeten we met de sombere graffiti van Kundry – kwetsbaar en ongrijpbaar, maar met draagkracht gezongen Anna Larsson? Je kunt je ook diepzinniger duiding voor Wagner-thema’s als verlossing en verleiding voorstellen dan een opengesperd vrouwenkruis dat als een kerstgebraad wordt dichtgebonden zodra Parsifal Kundry’s verleidingspogingen heeft weerstaan.
De slotakte is met een sjokkende massa stadsmensen bedoeld als hypnotiserende verbeelding van het eenzame individu in een anonieme gemeenschap. Maar het effect is vooral slaapverwekkend en Wagners bedoelingen zijn dan definitief uit beeld verdwenen.
Achter de schermen leidde het enorme contrast tussen Castellucci’s vrij zwevende aanpak en de rest van het team onder de grondige Wagner-veteraan Haenchen tot conflicten; onthullend en ontwapenend is het blog van de Amerikaanse tenor Andrew Richards, die donderdag een wat hulpeloze, in dictie stroeve, maar vocaal verdienstelijke Parsifal neerzette.
Muzikaal is Haenchens interpretatie met het orkest van de Munt minder dramatisch dan de grootse concertante Parsifal die Jaap van Zweden vorige maand in het Concertgebouw realiseerde met het sonoorder klinkend Radio Filharmonisch Orkest.
Maar het verhaal krijgt onder Haenchens handen gestalte in fraai stromende weergave. Alle schakelingen in tempo en dynamiek klinken optimaal afgewogen, de bloemenmeisjes-scène wiegt wuft en wellustig. Sluit je de ogen, dan weet deze Parsifal alsnog te verleiden en te betoveren.
Vocaal is Parsifal berucht om zijn loodzware rollen (Gurnemanz, Kundry), en ook deze productie kent zwakke en sterke schakels. Jan-Hendrik Rootering is een solide Gurnemanz zonder veel grim of gram in zijn présence; Thomas Johannes Mayer als de gekwelde Amfortas is juist fel en krachtig.
De bravo’s voor Castellucci overstemden donderdag verre de bijval voor Haenchen. Wonderlijk. Als experiment verdient deze deconstructie misschien een plaats in de annalen, maar voor een geslaagde voorstelling is toch meer nodig.
Mischa Spel