Aktuelles

20. November 2010

Protest gegen die Aufhebungspläne des MCO Hilversum und gegen die weiteren Kürzungen bei anderen Kunsteinrichtungen. Der große Schreifür Kultur

Die neue Regierungsvereinbarung sieht die Auflösung aller Rundfunkklangkörper der Niederlande vor und drastische Kürzungen bei anderen Kultureinrichtungen.

Stopp dem Kulturabbau. Von den 8% des Haushaltes der Niederlande, die gekürzt werden sollen, entfallen unverhältnismäßige 45% auf die Podiumskünste. Zahlreiche Aktionen, die von Hartmut Haenchen unterstützt werden. Er gab zahlreiche Interviews (siehe unten) und sprach in "Uitgesproken Vara" auf Nederland 2 (TV) zu den Plänen der Regierung
Sein Beitrag ist am Ende der Sendung hier zu sehen. Er nimmt an der landesweiten Aktion am 20.11. im Rahmen der Vorstellung "Die Soldaten" an den Protesten teil.

Text auf der MCO-Website:
Als ich 1986 in die Niederlande kam, gab es zwanzig Orchester im Lande. Als ich die Niederlande wegen drastischer Kürzungen in der Kultur 2003 verließ, gab es nur noch elf Orchester, nun noch 10 und jetzt sollen vier weitere Klangkörper verschwinden? Darunter der einzige große Konzertchor der Niederlande? Wenn man das liest, denkt man erst, dass das ein Druckfehler sein muss, denn diese (weiteren) Einschnitte sind ein Kahlschlag in der Kultur. Wie kann es sein, dass nach dem 2. Weltkrieg, in einer Zeit der Armut, prozentual mehr Geld für Kultur verfügbar war und jetzt in Zeiten des Reichtums mehr als die Hälfte der Subventionen in der Kultur gestrichen werden?
Die Verantwortlichen kann ich nur auffordern, sich einmal die internationalen Studien anzuschauen, die die Wechselwirkung zwischen Kultur und sozialen Problemen und Kriminalität anzuschauen. Niemand kann auf die Idee kommen, die ohnehin schon zusammengeschrumpften Klangkörper des öffentlichen Rundfunks und Fernsehens abzuschaffen, denn die Verantwortlichen wüssten dann, dass das jetzt gestrichene Geld wird zeitversetzt für soziale Fragen und gegen Kriminalität ausgegeben werden müssen.
Wir sind uns in Mitteleuropa einig darüber, Diktaturen zu bekämpfen. Aber warum sind Diktaturen manchmal über zu lange Zeit erfolgreich? Weil sie u.a. alle ein umfängliches und meist kostenfreies Jugendprogramm haben, welches künstlerische Betätigung fördert. Die Demokratien sollten ihre Jugendprogramme ausbauen. Die Kosten, die das erfordert, werden schon eine Generation später bei der Sozialhilfe und bei der Bekämpfung der Kriminalität doppelt eingespart werden können. Es gibt keine noch so primitive Menschengemeinschaft ohne Musik. Musik und spekulatives Denken sind im materiellen Sinne - scheinbar - nutzlos. Aber die inzwischen wissenschaftliche bewiesene Wirkung der klassischen Musik, von der höheren Leistung der Milchkuh bis zur grösseren Leistungsfähigkeit von Kindern, die mit klassischer Musik aufwachsen, erbringt am Ende auch materiell greifbare Ergebnisse, obwohl eben gerade diese materiellen Ergebnisse nicht im Zentrum der Kunstdiskussion stehen dürften, denn Kunst hat nicht die primäre Aufgabe „rentabel“ zu sein und muss sich nicht über die Wirtschaftlichkeit definieren. Die Verantwortungsträger verlangen aber immer wieder diese Diskussion. Leider gibt es trotz der wirtschaftlichen Erkenntnisse über die Wirkung von Kultur und Kunst keine entsprechenden politischen Entscheidungen - im Gegenteil: Trotz „Wachstum“ wird im Bereich der Kultur überall und zuerst gekürzt. Alles, was nicht unmittelbar in Geldwert auszudrücken ist, wird „weggespart“, denn Politik denkt nur in Wahlperioden. Kunst und Kultur aber müssen in Menschheitsdimensionen schaffen und denken.
Berlusconi ist beim sparen in der Kultur auch hier wieder einmal Negativ-Beispiel Nummer eins in Europa, dem die neue Regierung in Den Haag offensichtlich noch den Rang ablaufen will. Demgegenüber kann man nur rufen: Humanistische Bildung ist ein Bürgerrecht. Ihre Verweigerung ist inhuman und im höchsten Maße wirtschaftsschädigend, denn die Bildungsverlierer von heute sind die wirtschaftlich Abhängigen von morgen.
Stellt echte Kultur auf den ersten Platz und Europa wird überleben.

Hartmut Haenchen
Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw

Interview in Trouw, 9.11.2010

Hartmut Haenchen is terug bij De Nederlandse Opera voor de reprise van Zimmermanns hondsmoeilijke en inktzwarte ‘Die Soldaten’. Maar de Nederlandse staatsburger vindt de dreigende bezuinigingen op cultuur in dit land nog zwarter en veel moeilijker te verteren. “De piramide staat zo langzamerhand op instorten.”

Bij de eerste vraag – of de dirigent die zestien jaar in Amsterdam woonde en werkte ons en ons land niet mist – kijkt Hartmut Haenchen (Dresden, 1943) verbaasd en onbegrijpend. “Ik kom hier zó vaak, dat ik dit land niet kán missen”, zegt hij tenslotte met een meewarig lachje. In 2003 vertrok Haenchen vanwege de bezuinigingen die toenmalig staatssecretaris Rick van der Ploeg hem en zijn orkest oplegde uit Amsterdam en ging in zijn geboorteplaats Dresden wonen. Sindsdien was hij regelmatig als gast terug bij De Nederlandse Opera (DNO) en het Nederlands Philharmonisch Orkest (NedPhO), de gezelschappen waar hij zo lang een fiere muzikale scepter zwaaide.
“Tussen de producties van Wagners ‘Tannhäuser’ (2006) en diens ‘Der fliegende Holländer’ (2009) zat wat mij betreft een iets te lange tussenpoos, maar de eerstkomende vier jaren zal ik hier vaak te vinden zijn.” Haenchen kijkt er tevreden bij, maar hij is dan ook een man van de lange verbintenissen – daar gedijt hij het best in, zegt hij op het eind van het gesprek. “Ik voel me allerminst de ideale gastdirigent. Ik probeer een vaste band te krijgen met een orkest of een operahuis; over een grotere tijdsspanne kun je samen iets opbouwen, daar hou ik van.”
In eerste instantie was het bij terugkomst als gast in Amsterdam een shock, zo zegt Haenchen, dat hij niet meer in een eigen huis woonde, maar steeds in een tijdelijk appartement. “Maar die schrik ben ik nu te boven. Ja, ik ben nog steeds Nederlander. Net vóór mijn vertrek in 2003 werd mij het staatsburgerschap verleend. De procedure die mij mijn tweede paspoort opleverde, heeft maar liefst tien jaar geduurd.” Haenchen zegt het met een veelbetekenende blik. “Het zou me overigens niet verbazen als ze mij dat paspoort binnenkort weer afnemen. Ik stak vroeger mijn meningen en kritiek al niet onder stoelen of banken, en dat doe ik nu nog steeds niet. Dat betekent niet dat ik het geen eer vond om dat Nederlandse paspoort te krijgen; net zo’n eer als de Zilveren Penning van de stad Amsterdam. Dat publieke debat hier over twee paspoorten is een rare discussie, maar mijn geval is natuurlijk niet vergelijkbaar met de mensen die het echt zou treffen. Ik zal als Nederlander meedoen aan de protestactie die DNO tegen de bezuinigingen in voorbereiding heeft. Iedere cultuurinstelling die verdwijnt maakt de zorgvuldig opgebouwde kunstpiramide wankeler; zo langzamerhand staat die piramide op instorten.”
Haenchen erkent dat dit alles hem persoonlijk raakt. Hij vóelt zich zo betrokken omdat het niet alleen over Nederland gaat, maar over heel Europa, over de Europese cultuur die uit één en dezelfde humanistische bron komt.
“Berlusconi heeft het in Italië voor elkaar gekregen dat zo’n beetje alle Italiaanse operahuizen in elkaar gestort zijn. Hij hoefde slechts één handtekening te zetten en het gebeurde. Maar Berlusconi denkt, net als al die andere regeringsleiders, niet na over de consequenties die het heeft. Als enige reden wordt altijd alleen maar aangevoerd dat er bespaard wordt. Een hele domme redenering, want het is niet waar. De financiële problemen die het oplevert zijn voor andere, nieuwe regeringen – men schuift het door. In Duitsland gaat het nu drastisch beter op de arbeidsmarkt, en dat komt nog door de plannen van de regering Schröder. Angela Merkel zegt dat het haar verdienste is. Tsja, succes kent vele vaders, mislukking vaak maar één. Ik als dirigent kan daar over mee praten, en je leert er mee leven.”
Volgens Haenchen is Nederland, dat Europees gezien sowieso al aan de onderkant van cultuursubsidies zat, nu op weg om wereldkampioen cultuurbezuinigen te worden. “Toen ik hier in 1986 kwam, waren er nog twintig orkesten, nu nog maar amper de helft. Het is nu zo erg dat ik er niet eens woorden voor heb. Nederland is wat dit betreft vér boven – of beter: onder – Duitsland uitgekomen.”
Maar ook in een operahuis als dat van Wiesbaden zitten op een avond soms toch maar 300 mensen in de zaal? “Kleine huizen hebben het moeilijk, de maatstaven voor kwaliteit zijn anders geworden. Ook in Nederland zitten de zalen niet meer altijd als vanzelf vol. Een ‘moeilijk’ programma met het NedPhO konden we vroeger zes keer uitverkopen. Maar de kaartjes worden steeds duurder en het publiek is, of wordt niet meer opgevoed. En er is nog meer: uit een Duits onderzoek blijkt dat tijdens een crisis de zalen voller zitten. Na zo’n crisis komt er dip. Toen de Muur open ging, waren alle theaters in de DDR ineens leeg, terwijl die tot 1989 altijd vol zaten. Nu is het daar weer beter; teruggang van cultuur is nooit permanent, maar altijd een golfbeweging.”
“Stel: het Muziekcentrum van de Omroep wordt opgeheven? Wat kost dat? Niemand kijkt ernaar, want de enorme hoeveelheid geld voor een sociaal plan – ik kan er na de fusies die uiteindelijk het NedPhO opleverde over meepraten – komt uit een ander potje. Wat te denken van het gebouw van het MCO in Hilversum dat voor veel geld gebouwd is. Je kunt er straks niets meer mee, omdat het als publiek gebouw in een volledig verkeerde wijk staat. En dan de muziekbibliotheek in Hilversum, de grootste in Nederland. Ik word er sprakeloos van.”
Als Haenchen hoort van de kritiek die voormalig staatssecretaris Van der Ploeg op de huidige bezuinigingen heeft (‘elite pesten’, noemt hij het), lacht de dirigent schamper. “Dat elite-gedoe, dat is een schandaal. Wist u trouwens dat uit onderzoeken blijkt dat in heel Europa meer mensen naar theater, concerten en musea gaan dan naar voetbalwedstrijden? Wat is een elite, en wat betekent die voor een maatschappij? Een elite is hoog opgeleid, verdient het meeste geld, maar betaalt ook de meeste belasting. Deze elite draagt de democratie en niet andersom. In elite-families wordt muziek gemaakt, en daar komen onze toekomstige musici vandaan. Het valt nu al op dat musici kwalitatief steeds minder worden; ik merk het bij proefspelen en bij audities. Het valt nog niet echt op omdat er zoveel goede musici uit Azië komen. Tokio alleen al heeft twaalf conservatoria, en wat te denken van China. Aziaten zijn technisch vaak beter, maar ze missen de achtergrond, die humanistische opvoeding die ons in Europa verbindt. Het gaat er niet over of we Beethoven nog kunnen spelen, maar hóe we hem spelen.”
Haenchen heeft op het Nexus Instituut een lezing gehouden die als veelbetekenende titel ‘Beethoven of Superman?’ draagt. Daarin stelt de dirigent dat in de moderne maatschappij kunst tot entertainment verworden is. We leven in een ‘Spaßgesellschaft’ zoals ze dat in Duitsland noemen. Filosofie heeft daar geen plaats, ‘spaß’ neemt het zicht op de waarden weg. In de media, schrijft Haenchen, is nog maar schrikbarend weinig plaats voor de kunsten; de statistieken laten een teruggang van vijftig procent zien, zowel op televisie als in kranten.
“De publieke omroepen vervullen hun echte opdracht niet. Op Classic FM moeten reclames tussen de muziek door een plek hebben, waardoor het uitzenden van een symfonie van Bruckner een onmogelijkheid is geworden. De publieke omroep gaat precies dezelfde kant op, ook in Duitsland waar alleen Bayern 4 nog volledige composities uitzendt. Er is steeds meer entertainment, steeds minder inhoud. Ook in kranten. De tijd dat het Feuilleton van de Frankfurter Allgemeine heel dik was, ligt ver achter ons. De informatieve waarde die een recensie kan hebben, staat bijna niemand meer ter beschikking.”
Maar Haenchen vecht stug en strijdvaardig door. Met het uitvoeren van Bernd Alois Zimmermanns ‘Die Soldaten’ bijvoorbeeld. Is deze moderne en moeilijke opera nou niet precies hét voorbeeld van elite-kunst?
“Dat zeggen mensen die nooit komen kijken. Ondanks al het negatieve wat we hiervoor bespraken, is het Nederlandse publiek nieuwsgieriger dan het Duitse. Er is bijna geen operahuis in Duitsland dat zo’n gevarieerd programma heeft als DNO. Wat hier wordt gespeeld aan onbekende, moderne muziek, dat is wereldtop. En het is juist daarom dat het publiek er voor open staat. Het is ermee opgevoed. Dat kun je natuurlijk allemaal afbreken, maar hoe bouw je het daarna weer op?”
”Toen we in 2003 de eerste reeks van ‘Die Soldaten’ deden, zat het bij de première lang niet vol. Gedurende de reeks raakten de voorstellingen uitverkocht. Dat lag aan de uitstekende recensies uiteraard, maar vooral aan de mensen die op de generale repetitie waren geweest. Een generale is erg belangrijk. Als die goed is, dan spreekt het zich rond. Die fluisterpropaganda, dat is echt iets heel speciaals van Amsterdam. Maar hoewel ikzelf bij het heropenen van de partituur een moedeloos gevoel kreeg – ‘hoe heb ik dit toen voor elkaar gekregen?’ – raad ik iedereen aan om niet bang te zijn en om er heen te gaan. Zimmermann is lastig, maar hij is ook altijd een expressionist geweest. Een componist met emoties die de mensen aanvliegen. Een vrolijke avond, nee, dat wordt het niet. Iemand schreef ooit dat ik een specialist ben in gitzwarte stukken.”
Peter van der Lint

Interview in de Volkskrant, 9.11.2010

Hartmut Haenchen bekent dat hij bij de voorbereiding van Die Soldaten netelige momenten heeft gekend. De dirigent die zich in 2003 meester over de materie toonde en aan Zimmermanns hypercomplexe muziek een helderheid gaf die niemand voor mogelijk hield, moest dit najaar gewoon ‘van nul af aan’ beginnen.
Soms sloeg de moedeloosheid toe. ‘Ik hád het stuk toch ooit in de vingers gehad. Was ik nu dan zoveel slechter geworden? Pas na vier weken repeteren overviel me de eerste aha-erlebnis.’

Terwijl de solisten grotendeels dezelfde zijn. Dat moet toch schelen?
‘Sterker nog: in de tussentijd hebben ze hun rol elders gezongen en zijn ze erin gegroeid. Maar het orkest bestaat voor tweederde uit nieuwe mensen. Sinds 2003 is de basis van het NedPhO smaller geworden, er zitten nu meer remplaçanten. Waaruit blijkt dat bezuinigingen de boel ook duurder kunnen maken.’
Inclusief een jazzcombo telt de hoofdmacht van Die Soldaten ruim 111 musici. Daarnaast stuurt Haenchen (67) vier toneelorkesten aan. Tot het arsenaal van slagwerk - bestuurd door 15 percussionisten - behoren drie stuks spoorstaaf. Bij de cast van 45 zangers en dansers telt Willy Decker in zijn regie nog eens 80 figuranten op.
En alsof de synchronisatie daarvan al niet lastig genoeg is, schrijft Zimmermann in zijn partituur ook nog eens de ingewikkeldste ritmes voor.

Hoe overmeester je zoiets?
‘De eerste keer heb ik twee jaar op de partituur gestudeerd. Lezen, lezen, lezen - en zo ontstaat langzaamaan een klank.’
Wolfgang Sawallisch had het in 1959 snel gezien. ‘Onuitvoerbaar’ meende de dirigent, nadat hij de eerste versie van Die Soldaten had opengeslagen. Zelfs Michael Gielen, die in 1965 de première leidde, vond dat Zimmermann ‘zuviel hat verlangt.’
Die zogenaamde onspeelbaarheid is iets van alle tijden, zegt Hartmut Haenchen. ‘Zelfs Beethoven en Brahms kregen het te horen. Feit is wel dat er in Die Soldaten muzikaal en scenisch ontzettend veel tegelijk gebeurt. De perfecte uitvoering bereiken we misschien pas over honderd jaar.’

Zit die complexiteit de zeggingskracht niet in de weg?
‘Dat is nou net het knappe van Zimmermann. Hij componeerde heel wiskundig volgens het serialisme, tot in metronoomcijfers en ritmes aan toe. Maar wat je hoort is een aangrijpend expressionistisch stuk.’
Zimmermann (1918-1970) puurde het libretto van Die Soldaten uit het gelijknamige toneelstuk van Jakob Lenz. Die beschreef al in 1776 hoe Marie, een nette middenstandsdochter uit Lille, via amourettes met officieren wil stijgen op de maatschappelijke ladder. Na misbruik en verkrachting vindt ze zichzelf terug als hoer.
Haenchen: ‘In feite toont het stuk hoe oorlog ontstaat. Geen respect voor het leven, alleen egoïsme telt. Haal cultuur weg uit een maatschappij, en je hebt Die Soldaten.’

Over cultuur gesproken: u vertrok in 2002 na zestien jaar als chef van het NedPhO. U weigerde zich neer te leggen bij een bezuiniging.
‘Wat ik toen heb voorspeld, is helaas ook uitgekomen. Het NedPhO en het Kamerorkest geven minder concerten en doen een groter beroep op losse krachten. Hoe goed zulke musici ook spelen, ze groeien niet organisch mee met een orkest. Ingo Metzmacher liep ertegenaan bij de Mozart/Da Pontecyclus in 2006.’

Zat u begin oktober dan met samengeknepen tenen bij het jubileumconcert van het 25-jarige NedPhO?
‘Integendeel. Qua klank, flexibiliteit en mentaliteit is de basisbezetting juist mooi gegroeid. De violen zijn technisch sterker. Van de diepe, intense klank van de cello’s en de bassen heb ik genoten.’

Hoe bevalt trouwens het freelancerschap?
‘Ik zal niet ontkennen dat ik me meer chef voel dan freelancer. Ik mis weleens de artistieke invloed die je binnen een organisatie kunt uitoefenen, zoals in mijn tijd als chef bij De Nederlandse Opera. Maar dat wist ik vantevoren. Om niet doelloos rond te reizen, heb ik een paar vaste punten: Covent Garden in Londen, de orkesten van Parijs, de operahuizen van Brussel en Madrid. En Amsterdam natuurlijk, waar een laatste reprise wacht van Wagners Ring in de regie van Audi.’

En in januari Parsifal in de Brusselse Munt.
‘Nog zo’n opera die een mannenmaatschappij in ontbinding toont. Na de laatste voorstelling in Amsterdam heb ik exact één dag om mijn koffer te pakken.’

En dan nooit meer Die Soldaten?
‘Ha, dat heb ik ook eens gezegd van Richard Strauss’ Elektra. Tot dit voorjaar Toulouse belde: ze zochten dringend een vervanger. Ik schrok ervoor terug, vroeg me af of ik die reuzenpartituur fysiek nog wel aankon. Het bleek geen probleem. Lichamelijke inspanning kun je kennelijk compenseren met het hoofd.’

Guido van Oorschot

Interview Het Parool, Freitag, 5.11.2010

‘Ik wil niet dat opera elitair is’
Dirigent Hartmut Haenchen (67) is terug in Nederland voor Die Soldaten van B.A. Zimmermann bij De Nederlandse Opera. ‘Zo’n stuk hoor je straks nooit meer als alle kunst- bezuinigingen doorgaan.’
ERIK VOERMANS
‘Toen ik in 1986 naar Nederland kwam, waren hier nog twintig symfonieorkesten" zegt dirigent Hartmut Haenchen. “Toen ik in 2002 vertrok als chef van het Nederlands Philharmonisch Orkest waren het er nog maar elf. En nu, acht jaar later, zijn het er nog tien. Ik vind dit een catastrofale tendens.”
Haenchen is in Amsterdam voor een reeks opvoeringen bij De Nederlandse Opera van Bernd Alois Zimmermanns Die Soldaten. In de schitterende enscenering van Willy Decker maakte het gitzwarte stuk in 2003 diepe indruk op de toehoorders. En ook voor Haenchen is het een van de hoogtepunten in de geschiedenis van DNO. Hij verheugt zich op de première (op 9 november) en de zeven navolgende voor- stellingen, maar de stemming wordt wat gedrukt door de rücksichtlose cultuurplannen van het nieuwe kabinet die hem ter ore zijn gekomen.
“Zo’n project als Die Soldaten is niet meer denkbaar bij het beleid dat er nu dreigt te komen. Dan wordt het niet meer gespeeld, want het is te duur. Dan gaat het mis- schien nog eens naar Salzburg – en dan is het pas echt elitair geworden. En ik wil niet dat deze kunstvorm elitair is.”
Die Soldaten is voor iedereen, stelt Haenchen gedecideerd. “Je hóeft helemaal niks te weten van de seriële structuur of welke technische achtergronden dan ook. Het is een hoogexpressionistisch stuk dat iedereen diep zal raken. En als je een beetje met de inhoud vertrouwd bent, gaat het óók over wat er gebeurt met een maatschappij waarin de waarde van kunst en cultuur verwaarloosd wordt. Hoe gedragen mensen zich die niet meer met kunst en cultuur in aanraking komen? Nou, daar komt oorlog van.” “Ik heb in mijn loopbaan talloze malen aan de politiek moeten uitleggen wat de waarde van kunst is. Ook in Duitsland. Het komt hierop neer: als je bij de kunst iets wegneemt, kost je dat op een andere gebied een veelvoud daarvan. Wat op de korte termijn een bezuiniging lijkt te zijn, levert op de langere termijn juist een kostenstijging op. Als je wilt bezuinigen moet je juist méér investeren in kunst en cultuur. Maar resultaat boek je pas in de toekomst, die de vier jaar van een kabinetsperiode overstijgt. Daar zit het grote probleem. Dat is ook het populistische aan het hele verhaal.” Haenchen bestrijdt dat kunst
slechts voor een kleine elite is. “De orkesten hebben een groot gedeelte van de schoolopleiding van muziek overgenomen. Er zijn nog nooit zo veel initiatieven vanuit orkesten ge- weest om op te vangen wat de scholen niet meer bieden. Het gevolg is, kort gezegd, een groot sociaal probleem. En als je dat inziet, realiseer je je dat snoeien op cultuur een enorme groei van kosten op het sociale vlak tot gevolg heeft. Het is bewezen dat kinderen die met klassieke muziek opgroeien of een instrument bespelen een andere intelligentie en een grotere sociale competentie hebben.”
In het Ruhrgebied leveren ze momenteel het bewijs, zegt Haenchen. “Daar zijn ze vijf jaar geleden begonnen met het project ‘Elk kind een instrument’. En ze kunnen nu al constateren dat de jeugdcriminaliteit terugloopt. Op lange termijn
levert dat een enorme winst op. Ik zou zeggen: zet in Nederland ook zo’n programma op. Ja, dat kost iets. Maar niet idioot veel.”
“Wat cultuur betreft zou ik willen zeggen: investeer het geld en bouw iets op, want daar heb je uiteindelijk meer aan dan wat je nu op korte termijn allemaal kapot maakt. Opbouw is iets van lange adem en geduld. Afbraak is iets onmiddellijks en onherroepelijks. De gedachte dat je een afgeschaft orkest wel weer kunt opbouwen als het weer wat beter gaat, gaat compleet mank. Een orkest opheffen is onherstelbaar. Kijk naar hoe lang het heeft geduurd voordat het NedPhO, dat voortkwam uit een fusie van drie orkesten, écht een orkest werd."
ZURÜCK