Dirigent Hartmut Haenchen verlaat Nederland. Gedwongen, door de bezuinigingen op het Nederlands Philharmonisch Orkest. En zijn contract als gastdirigent bij De Nederlandse Opera loopt in 2003 af. Vanavond dirigeert Haenchen zijn orkest in de Zesde Symfonie van Mahler, bijgenaamd de 'Tragische'.
We krijgen een uur de tijd. Niet langer. Want Haenchen moet daarna snel naar Den Haag. ,,Ik ga naar het ministerie van Buitenlandse Zaken om te praten over de mogelijkheid dat Nederland mijn Musikfestspiele in Dresden in juni 2003 subsidieert. Het thema is Amsterdam,'' verklaart hij.
Hartmut Haenchen vol goede moed op jacht naar subsidie van de Nederlandse overheid: dat lijkt een grap. Haenchen stapt immers in 2002 op als chefdirigent van het Nederlands Philharmonisch Orkest (NedPho) en het Nederlands Kamer Orkest (samen één stichting), omdat staatssecretaris Van der Ploeg de subsidie voor dit orkest met anderhalf miljoen gulden vermindert. Voor het definitieve besluit van de staatssecretaris viel, dreigde Haenchen al met opstappen. Nu de subsidiekorting een feit is, en er dertien musici moeten verdwijnen, houdt hij woord en vertrekt hij bij het orkest dat hij vanaf 1986 zelf heeft opgebouwd.
De oprichting van dit orkest -een fusie van het Amsterdams Philharmonisch Orkest, het Utrechts Symfonie Orkest en het Nederlands Kamer Orkest- noemt Haenchen de eerste fout van de overheid, de subsidiekorting de tweede. Van drie orkesten één geheel maken, leek zestien jaar geleden een bijna onmogelijke taak. Haenchen constateert nu na meer dan drie lustra dat het 'absoluut zijn orkest' is geworden. ,,Ik ben nooit tevreden. Dat heeft te maken met mijn beroep. Maar ondanks dat ben ik heel gelukkig met mijn orkest. Wat ik me had voorgenomen heb ik sneller bereikt dan ik had verwacht. Ik had deze periode niet graag willen missen.''
,,Vandaag hadden we de eerste repetitie voor de Zesde symfonie van Mahler. Tijdens het werken vanmorgen gingen mijn gedachten tien jaar terug naar ook een eerste repetitie van dit stuk. Vandaag was ik bij een heel ander orkest. Het is zoveel beter geworden dat ik nu muzikale ideeën durf door te zetten die tien jaar geleden met dit orkest nog niet mogelijk waren. Dat is genieten.''
De zwarte, tamelijk impopulaire Zesde symfonie van Mahler kreeg bijnamen als 'De Tragische' en 'De symfonie met de hamerslag'. Die laatste titel slaat op de hamerslagen die Mahler in het laatste deel invoegde. Een slagwerker laat een immense houten hamer met een enorme droog-doffe plof neerkomen op een groot houten blok. Oorspronkelijk deelde Mahler vier van die klappen uit, maar al snel schrapte hij de voorlaatste dreun en later verwijderde hij ook de laatste - die genadeklap was in zijn ogen toch iets te veel van het slechte.
Haenchen start de repetitie dinsdagochtend voortvarend. Zonder iets te zeggen laat hij de wilde mars beginnen en stopt pas als het orkest na een paar minuten uit de rails schiet. ,,In al die jaren dat we Mahler spelen is het de eerste keer dat we in het Concertgebouw kunnen repeteren'', legt Haenchen in de pauze uit. ,,Normaal krijgen we hier voor een uitvoering maar één repetitie van een uur om te wennen aan de akoestiek.''
De Zesde is de minst gespeelde symfonie van de negen die Mahler voltooide. Volgens Haenchen heeft dat verschillende oorzaken. ,,Mensen houden meer van optimistische muziek. Dirigenten doen veel liever een werk dat eindigt in een jubelend C-groot; daarom wordt Mahlers Vijfde ook zo vaak gespeeld. De Zesde kent bovendien een vormprobleem: het laatste deel is heel moeilijk op te bouwen, de muziek is daar minder melodieus en heeft geen thematische ontwikkeling.''
Is het niet vreemd dat Mahler in zijn meest zonnige periode, in een tijd dat hij als echtgenoot van Alma en als vader van twee jonge kinderen heel gelukkig was, deze zwarte symfonie schrijft? Hij componeerde in het eerste deel zelfs een thema dat Alma moest voorstellen.
,,Mahler heeft aan zijn geluk heel erg getwijfeld. Het Alma-thema is verwerkt in een soort dodendans. De componist heeft een combinatie willen maken van zijn liefde voor Alma en de ondergang van die liefde. Alma schrok er dan ook van toen zij de muziek hoorde, maar Mahler had haar al gezegd dat ze het moest accepteren en dat er geen discussie over mogelijk was.''
Naast het citaat van het 'aankijk'-motief uit Wagners 'Tristan und Isolde' (de volmaakte liefde) is er volgens Haenchen een sterke verwantschap met de ouverture 'Hermann und Dorothea' van Schumann. ,,In zijn idyllische epos 'Hermann und Dorothea' heeft Goethe het over een vader en echtgenoot die zich afvraagt of hij het geluk dat hij met die vrouw en kinderen heeft wel aankan. Het citaat dat Mahler uit Schumanns ouverture gebruikt is volgens mij té bewust om op toeval te berusten.''
Haenchen schrijft over de achtergrond van deze symfonie in een boekje met fictieve brieven van Mahler aan een vriend. Bij elke symfonie uit de reeks heeft hij zo'n boekje uitgebracht. Het tekent de grondigheid waarmee hij zaken aanpakt. De vriend in Mahlers brieven is dirigent, net als Haenchen. Hij kent de Nederlandse muziekwereld goed, want Mahler vraagt hem naar de kwaliteit van het Utrechtse orkest. Maar daar houdt de vergelijking met hemzelf op, zegt Haenchen. ,,De vriend is fictief. Het zou iemand als Bruno Walter kunnen zijn, met trekken van mezelf. Een dirigent die Mahlers werk en zijn privé-problemen begrijpt.''
Elke Mahler-symfonie heeft een bepaald gezichtspunt van waaruit je de muziek benaderen kunt. Haenchen: ,,De finale van de Vijfde stelt je als uitvoerende de vraag hoe je met zoveel vrolijkheid moet omgaan. In de Zesde voel je het gevecht dat Mahler leverde; in die tragische sfeer komt het wezen van de componist heel dichtbij. Alma heeft gezegd dat de Zesde Mahlers meest persoonlijke symfonie is. Mahler wilde geloven in een filosofie, maar kon dat uiteindelijk niet. In de finale van de Tweede nam hij op het laatste moment het gevoel van triomf weg en zo nam hij in de Zesde na lang wikken en wegen ook de laatste hamerklap terug. Het was voor Mahler te veel, te negatief. Hij wilde met het schrappen van die klap dichter bij een christelijk idee uitkomen; er móet een God bestaan. Al deze twijfels en veranderingen geven aan dat Mahler bang was voor de laatste consequentie.''
De artistiek integere Haenchen trekt juist wel de uiterste consequentie uit de gebeurtenissen om hem heen. Met het ontslag van dertien musici wordt het voor hem onmogelijk om verder te gaan. Het werken met nog meer remplaçanten zal zich volgens hem wreken. Hij schetst een treurig toekomstperspectief voor zijn orkesten. ,,Het Nederlands Kamer Orkest zal nog maar zeven programma's spelen. Daarmee kun je geen kwalitatief goed orkest in stand houden.'' Voor het Nederlands Philharmonisch (NedPho) ziet het er volgens Haenchen niet veel beter uit. Bij de oprichting kreeg het orkest opera-begeleiding als belangrijkste taak, waardoor het zal verworden tot een herhalingsorkest. ,,Edo (de Waart, chefdirigent van de opera en chef van het Radio Filharmonisch Orkest, red.) doet de mooiste producties met zijn eigen orkest, het Concertgebouworkest en het Rotterdams Philharmonisch Orkest. De reprises worden voor het NedPho.'' Als het orkest geen eigen producties meer doet, wordt dat een reden om nog minder subsidie te geven, voorspelt Haenchen. Dan ontstaan minder avontuurlijke programma's, het publiek blijft weg en het orkest wordt overbodig.
,,Ik had eigenlijk tot 2005 bij het NedPho willen blijven, omdat de komende jaren veel orkestmusici met pensioen gaan en nieuwe musici binnenkomen. Dat proces had ik willen begeleiden, maar dat kan nu niet meer. Ik kan niet afbreken, wat ik zelf heb opgebouwd.'' Haenchen heeft niet het gevoel dat hij het orkest in deze moeilijke periode in de steek laat. Integendeel. ,,Ìk ben in de steek gelaten. Het ministerie heeft het orkest in de steek gelaten. Er is geen lobby voor mij gevoerd. Rob Overman (de voormalige directeur van het NedPho) is tekort geschoten en als buitenlander was ik in het nadeel. Ik heb gesprekken aangevraagd maar de Raad voor Cultuur heeft ons niet ontvangen. Alleen de orkesten waarmee gesproken is hebben er geld bij - de andere niet.''
Hij verbaast zich over het Nederlandse cultuurbeleid. ,,In Duitsland wordt ook bezuinigd op cultuur, maar de uitgangspositie is totaal anders. In Duitsland wordt in percentages van het bruto nationaal product tien maal zoveel aan cultuur uitgegeven als in Nederland. Nederland staat qua cultuursubsidie op het niveau van een Afrikaans ontwikkelingsland. Daarom vind ik het een schandaal dat staatssecretaris Van der Ploeg niet meer geld voor cultuur heeft gevraagd.''
Haenchen verlaat dit land binnenkort. Niet alleen stopt hij bij het NedPho, ook De Nederlandse Opera waar hij na jaren van chefschap vaste gastdirigent is, is binnenkort verleden tijd. Zijn contract houdt op na 2003 en het ziet er niet naar uit dat dat wordt verlengd. Officieel zou vorig jaar het gesprek over verlenging van zijn contract moeten zijn begonnen, maar De Nederlandse Opera heeft hem daarover nog niet benaderd. Haenchen: ,,Voor 2004 is slechts gesproken over één productie.''
Zijn agenda voor na 2003 ziet er nog wat leeg uit, maar Haenchen maakt zich geen zorgen. Hij zal het komende jaren erg druk hebben als intendant van de Musikfestspiele van Dresden, en andere aanbiedingen dringen zich op. Maar aan de Nederlandse fase in zijn leven komt een aburpt einde. In september 2002 zou hij in de serie 'Mahler, Amsterdam/Wenen' de Achtste symfonie van Mahler dirigeren. Nu de subsidie van het Nedpho vermindert, daalt de kans op uitvoering van deze symfonie, die enkele tonnen zal kosten.
Haenchen: ,,De beslissing is niet aan mij. Ik heb er begrip voor als de directie van het NedPho besluit de uitvoeringen te schrappen. In 2002 verliezen we al vijf ton subsidie.'' Desondanks zou Haenchen het heel jammer vinden. Hij wijst erop dat het NedPho met deze Mahler-serie veel nieuw en jong publiek heeft aangetrokken. Veel publiek, een goede beoordeling: Haenchen is verbijsterd dat de overheid dat afstraft met minder subsidie. ,,In de zestien jaar dat ik hier werk, hebben we geen verhoging van subsidie gehad. Als je rekening houdt met jaarlijks drie procent inflatie, werken we nu met veel minder subsidie dan zestien jaar geleden. Het is dus eigenlijk een wonder wat ik met alle musici en medewerkers van het orkest tot stand heb gebracht. Het is ons gelukt voor een groot publiek avontuurlijke programma's te brengen. De Mahlercyclus, waarin we Mahler combineren met onbekende werken uit het begin van de twintigste eeuw, is daar een voorbeeld van. Van deze Zesde van Mahler geven we slechts twee uitvoeringen. Het hadden er gezien de belangstelling makkelijk vier of vijf kunnen zijn.''
Toen Haenchen tien jaar geleden deze Mahler-symfonie voor het eerst uitvoerde met het NedPho maakte hij een laatste wijziging van Mahler ongedaan: hij liet toch de derde hamerklap spelen. ,,Deze keer zal ik dat niet doen'', vertelt Haenchen die van een te grote symbolische waarde van de 'Tragische' juist op dit moment niet wil weten. ,,Die laatste klap bewaar ik voor het einde van het volgende seizoen, als ik mijn allerlaatste concert als chefdirigent van het NedPho zal leiden. Op dat programma in juni 2002, precies over een jaar, staan namelijk de 'Drei Orchesterstücke' van Alban Berg waarin ook een hamerklap zit. De klap die Mahler uit zijn Zesde schrapte, als het ware. Het is toeval, want dat programma was al gepland voordat duidelijk werd dat ik mijn functie hier zou neerleggen. Nee, ik zal de klap niet zelf uitdelen; ik zal proberen het zuiver muzikaal te houden!''
Sandra Kooke en Peter van der Lint