01. März 2010 · Amsterdam, Concertgebouw, 20.15 Uhr
Ludwig van Beethoven: Missa solemnis
Nederlands Philharmonisch Orkest
mdr-Chor, Alexandra Coku (Sopran), Birgit Remmert (Alt), Tomislav Muzek (Tenor), Franz-Josef Selig (Bass)
Pressestimmen
Trouw, 1. März 2010
Der Kathedralenbauer Haenchen nimmt jeden Stein in die Hand
Im Jahre 2002 verließ der Chefdirigent die Niederländischen Philharmonie (NedPhO) und ist Hartmut Haenchen in diesen Tagen wieder auf seinen früheren Plätzen in Amsterdam zu bewundern. Gestern dirigierte er die letzte Aufführung des "Fliegenden Holländer" von Richard Wagner - eine Produktion der Niederländischen Oper, wo Haenchen in der kommenden Saison mit der Wiederaufführung der Oper "Die Soldaten" von Bernd Alois Zimmermann zurückkehrt. Sonnabend stand er mit dem gleichen NedPhO in dem ausverkauftem Concertgebouw. Zuletzt trat er mit seinem alten Orchester 2006 mit einer leidenschaftlichen Achte von Bruckner. Auf dem Programm am Sonnabend stand wieder so ein Monument: die "Missa solemnis" von Beethoven, ein Werk, welches viel zu wenig im Konzertsaal zu hören ist. ......
Haenchen zeigte sich in der "Missa solemnis" wieder als der Kathedralenbauer unter den Dirigenten. Wie immer hatte er jeden Stein in seinen Händen gehabt, bevor dieser in den Gewölben von Beethoven seinen Platz bekam. Und dies wörtlich: Ich hörte, dass der Dirigent jede Orchesterstimme durch seine Hände nahm und mit Anweisungen versehen hat, so dass die Balance schon bei der ersten Probe kein Gegenstand der Arbeit mehr sein musste. Es zeichnet Haenchen aus, dass bei ihm eine so gründliche Vorbereitung die solide Basis für ein anspornendes Musizieren, immer auf der Schneide zwischen totaler Kontrolle und mitreißendem Ausdruck. Die Kontrolle zeigte sich Sonnabend in dem immer transparenten Gesamtklang........Das mitreißende zeigte sich in den Risiken, die Haenchen sich in der spannenden Aufführung mit dem NedPhO zu nehmen traute. Atemberaubend, wie das Orchester in dem wiederholten Benedictus implodierte und wie in diesem Vakuum das Streichorchester in den Himmel stieg. Dort spielte Konzertmeister Vadim Tsibulevski ein engelgleiches Solo: Einer der wenigen Momente dass der Einzelne aus Beethovens Kollektiv ausbrechen durfte.
Auch die vier Vokalsolisten sind die ersten unter ihres gleichen. Haenchen hatte sie auf die erste Reihe des ausgezeichnet singenden mdr Rundfunkchores aufgestellt, hinter dem Orchester. Der deutsche Bass Franz-Josef Selig eröffnete den Schlusssatz, das Agnus Dei mit dem Flehen um Erbarmen, gefolgt durch ein kurzes innerliches Duett zwischen Alt Birgit Remmert und Tenor Tomislav Muzek. Der Chor bestätigte das Miserere von Sopran Alexandra Coku.
Noch einmal ließ Haenchen das Orchester in einer Fuge in Beethovens Spätstil in martialischen Klängen ausbrechen und vom Chor wieder Frieden stiften. Und genau mit diesem Dualismus auf unserer Erde zwischen Krieg und Frieden ließen Haenchen und das NedPhO den Concertgebouwbesucher zurück: Es blieb eben still, bevor der Applaus stürmisch losbrach.
Anthony Fiumara
Kathedralenbouwer Haenchen neemt elke steen in handen
In 2002 vertrokken als chefdirigent van het Nederlands Philharmonisch Orkest (NedPhO), is Hartmut Haenchen dezer dagen weer te bewonderen op zijn oude stekken in Amsterdam. Gisteren dirigeerde hij de laatste uitvoering van de 'Fliegende Holländer' van Richard Wagner - een productie van De Nederlandse Opera, waar Haenchen komend seizoen terugkeert met de herneming van de opera 'Die Soldaten' van Bernd Alois Zimmermann. Zaterdagavond stond hij met hetzelfde NedPhO in een uitverkocht Amsterdams Concertgebouw.
De laatste keer dat Haenchen daar met zijn oude orkest optrad, was in 2006, met een gepassioneerde Achtste van Bruckner.
Op het programma zaterdag stond ook zo'n monument: de 'Missa Solemnis' van Beethoven, een werk dat je veel te weinig hoort in de concertzaal. Helemaal raar is dat niet, want de anderhalf uur durende mis vraagt om een groot uitvoeringsapparaat: een uit de kluiten gewassen orkest, een koor en vier vocale solisten.
Hield Beethoven zijn mis - die tegelijkertijd met zijn Negende symfonie in 1823 werd gepubliceerd - voor zijn beste werk, het duurde een tijdje totdat het als zodanig werd herkend. Tegenwoordig geldt de 'Missa Solemnis' als hoogtepunt in Beethovens oeuvre, een werk waarin de componist de precieze uitdrukkingskracht
van zijn late werken naar zoiets universeels als het mysterie van het Christelijke geloof wist te vertalen.
Haenchen toonde zich in de 'Missa Solemnis' weer de kathedralenbouwer onder de dirigenten. Zoals altijd had hij elke steen in zijn handen gehad voordat die een plek in Beethovens gewelven kreeg.
Letterlijk: in de wandelgangen hoorde ik dat de dirigent elke orkestpartij door zijn vingers had laten gaan en van aanwijzingen had voorzien, zodat de balans bij de eerste repetitie al geen onderwerp meer hoefde te zijn.
Het tekent Haenchen dat zo'n gedegen voorbereiding de solide basis vormt voor gedreven musiceren, altijd op het snijvlak tussen totale controle en meeslepende expressie. De controle uitte zich zaterdag in de altijd transparante totaalklank: zelfs in de meest gillende passages (het Domine Deus bijvoorbeeld) bleef elk detail hoorbaar in het reuzenbouwwerk. Het meeslepende gold het risico dat Haenchen durfde te nemen in de spannende uitvoering met het NedPhO. Adembenemend hoe het orkest in het herhaalde Benedictus implodeerde en hoe in dat vacuüm het strijkorkest wonderschoon ten hemel steeg. Daar streek concertmeester Vadim Tsibulevski een engelachtige solo: een van de weinige momenten dat de enkeling uit Beethovens collectief mocht breken.
Ook de vier vocale solisten zijn de eersten onder hun gelijken. Haenchen had ze op de eerste rij van het uitstekend zingende MDR Rundfunkchor opgesteld, achter het orkest. De Duitse bas Franz-Josef Se!ig opende het slotdeel, het Agnus Dei, met een smeekbede om erbarmen; gevolgd door een kort en ingetogen duet tussen alt Birgit Remmert en tenor Tomislav Muzek. Het koor bevestigde het Miserere van sopraan Alexandra Coku.
Nog één keer liet, Haenchen het orkest daar uitbreken in een laat-beethoveniaanse fuga in martiale klanken, tegenover het vredestichtende koor. En precies in dat aardse dualisme tussen oorlog en vrede lieten Haenchen en het NedPhO de concertgebouwbezoekers achter: Het bleef even stil voordat het applaus stormachtig losbarstte.
Anthony Fiumara
Trouw · 01. März 2010
La locandina
Ludwig Van Beethoven
Missa Solemnis In Re Maggiore Per Soli, Coro, Orchestra Ed Organo Op. 123 (1818-1823)
Alexandra Coku Soprano
Birgit Remmert Contralto
Tomislav Muzek Tenore
Franz-josef Selig Basso
Mdr Rundfunkchor
Nederlands Philharmonisch Orkest
Hartmut Haenchen, Direttore
Versione stampabileInvia a un amico
La ricchezza della programmazione musicale di Amsterdam ci ha permesso di ascoltare, nel giro di pochi mesi, a due diverse produzioni della Missa Solemnis di Beethoven, partitura somma e imprescindibile ma che raramente appare, per numerose concause, nelle programmazioni dei maggiori enti concertistici. Dopo l’esecuzione di Philippe Herreweghe, lo scorso novembre (leggi), alla testa dei complessi della Radio Olandese, è toccato di Hartmut Haenchen guidare la Nederlands Philharmonisch Orkest ed il MDR Rundfunkchor in quella che lo stesso Beethoven considerava la sua composzione più grande e riuscita. Partitura di complessità sconosciuta ai contemporanei, nella quale, come commenta Dallapiccola, Beethoven "ha il coraggio di contravvenire a ciò che ci si era accordati a considerare bello e brutto."
Una lettura tradizionale ma ricca di convinzione quella di Haenchen, poco interessata alla visionarietà di questa partitura (visionarietà che si manifesta nella smisuranza tanto cara a Dallapiccola: non solo una utopica scrittura vocale destinata al coro ma anche la parossistica saturazione sonora di alcuni passi del Gloria e del Credo) ma che ci è parsa saldamente ancorata nella tradizione esecutiva mitteleuropea di questa pagina, tradizione che discende per li rami da Klemperer, Böhm e Jochum.
Fedele a questa visione della partitura, Haenchen ha scelto di affidare le parti del Pleni sunt coeli e dell’Osanna al coro anziché ai solisti come previsto da Beethoven, sposando una consuetudine che oggi, nell’era della filologia, si vorebbe destinata all’estinzione. E ancora più curioso è notare come proprio Klemperer, massimo esponente di quella scuola a cui Haenchen si rifà, sia stato uno dei pochi ad eseguire, e ad incidere, la Missa nella versione originale...
Splendida la prova del superbo Coro della MDR, che si cimenta nella non comune prova di affrontare questa vera e propria parete di sesto grado per ben tre serate consecutive, riuscendo a mantenere una invidiabile freschezza vocale ed una perfetta omogeneità fra le diverse sezioni lungo tutta la gamma dinamica, dominando senza sforzo le sterminate fughe dell’In gloria Dei Patris e del Et vitam venturi saeculi.
Corretto l’apporto del quartetto dei solisti fra i quali si sono distinti il soprano Alexandra Coku per una certa qual difficoltà nel registro acuto ed il basso Franz-Josef Selig per la carismatica nobiltà di fraseggio nella parte introduttiva dell’Agnus Dei.
La Nederlands Philharmonisch Orkest ha alle spalle una lunga frequentazione con Haenchen (che dell’orchestra è stato direttore musicale) e questo si è sentito nella prontezza e nella flessibilità con cui l’orchestra ha risposto alle sollecitazioni del direttore.
Se il coro dei fiati e degli ottoni non è stato mondo da incidenti di percorso, il primo clarinetto Léon Bosch si è coperto di gloria nei numerosi assolo riservati al suo strumento ed assieme a lui i timpani di Nando Russo alle prese con una scrittura di stampo quasi solistico del Gloria e dell’ Agnus Dei.
Infine, non può certo mancare un menzione particolare al primo violino Vadim Tsibulevsky, impegnato nel celestiale e lunghissimo assolo che contrappunta il Benedictus, trasformato, grazie anche ad una scelta dei tempi singolarmente lenti, in un’oasi di
luce divina.
Dal cuore possa tornare al cuore.
Edoardo Saccenti
Ganze Rezensionwww.operaclick.com · 01. März 2010