HAENCHEN OVERTUIGT OOK ALS KOORDIRIGENT
In kamermuziekzaal Hertz van het Utrechse TivoliVredenburg oogde en klonk zijn samenwerking met het Nederlands Kamerkoor vertrouwd. Voor de pauze was het programma gewijd aan motetten van Bach, waaronder Jesu, meine Freude. Met boetserende gebaren nodigde Haenchen de 26 zangers uit tot een rijk geschakeerde voordracht. Het was echt
een muzikale redevoering, met duidelijke punten, komma’s, vraagen uitroeptekens.
Expressief en geconcentreerd wijdden de musici zich vervolgens aan Mátrai képek , een koorwerk dat Zoltán Kodály in 1952 ba- seerde op Hongaarse volksliederen. Het veelzijdige programma besloot met de Liebeslieder-Walzer opus 52 van Brahms, sierlijk van lijn en zoet van welving. Van oorsprong is dit geen koormuziek, Brahms dacht aan vier solostemmen in de huiskamer. Haenchen en de zangers wisten de intieme sfeer knap te behouden, met steun van een bekoorlijke begeleiding door het pianoduo Wyneke Jordans en Leo van Doeselaar.
Thiemo Wind
Ganze Rezension