Opern

NRC Handelsblad, 06. Februar 2014
Grootse ‘Ring’ na 17 jaar shredder in
Nog één week, vier voorstellingen, 13 uur en drie kwartier sharp. Dan komt er een einde aan de historische productie van Wagners operavierluik Der Ring des Nibelungen door regisseur Pierre Audi en decorontwerper George Tsypin uit 1997. En ja, dat zal een beladen eind zijn. Nog niet eens zozeer omdat Wagner in de laatste maten zijn universele liefdesboodschap componeerde – al zal dat in de zeldzaam lucide uitvoering onder dirigent Hartmut Haenchen zeker aangrijpend zijn.

De laatste Amsterdamse Ring-cyclus besluit een era in de Nederlandse operageschiedenis. Haenchen kwam hier als operachef tot bloei en is inmiddels 70 – zijn terugkeer zal incidenteel zijn. Regisseur Pierre Audi is 57, stopt dit jaar als leider van het Holland Festival en laat (zie inzet) het regisseren van monsterproducties liever aan anderen over.

Wie deze week (of eerder) een van de Amsterdamse Ring-voorstellingen zag, weet: dit was een productie vol superlatieven. De decors braken in omvang en gewicht records. De complexe logistiek van de Ring verdreef Het Nationaal Ballet steevast uit het Muziektheater tot de tonnen Wagner-staal weer in 80 trailers waren afgevoerd. Plat gezegd: de Ring heeft een prijs. Normaal brengt De Nederlandse Opera minstens 85 voorstellingen per seizoen, nu zijn dat er 68. Een Wagner-opera zing je geen tien keer achter elkaar.

Grenzeloos was de Amsterdamse Ring vooral in het domein van de fantasie. Zelden was een productie tegelijkertijd zo monumentaal en zo intiem – met het orkest zichtbaar op het toneel en de zangers dicht op het publiek. Je kon de huig van Brünnhilde zien klepperen van verontwaardiging, het spuug van de intrigantendwerg Mime zien sproeien en de meterslange gasvuurtongen in de smidse van Siegfried voelen branden. De uitreiking van de Grammy’s spectaculair? Hojotoho, bekijk deze Wagner eens!

Ophef
Toen de decors na de vorige uitvoering als cyclus in 2005 vernietigd dreigden te worden, leidde dat tot zoveel publieke ophef dat werd besloten de decors te bewaren. Opslagkosten: 1 ton per jaar. En nu, bij echt de allerlaatste herneming van de vier delen in het Wagnerseizoen 2013-2014, gaan er weer proteststemmen op.

Ter geruststelling: het is niet zo dat álles straks de shredder ingaat. Die Walküre blijft als productie bewaard in een loods nabij Lelystad, met het oog op reprise binnen een jaar of vijf. De kostuums worden eveneens opgeslagen, in de hoop dat een museum belangstelling zal tonen. En een deel van de tonnen glas en staal wordt gerecycled, onder andere in de productie van Gounods Faust die voor april op het programma staat.

Als geheel is de Amsterdamse Ring volgende week dus voltooid verleden tijd. Dat vooruitzicht kleurt het bezichtigen ervan. Is het erg dat deze grandioze mix van eenvoud en monumentaliteit verdwijnt (een dvd-opname is er wel), of verdient ook het Walhalla af en toe een frisse wind?

Gedateerd is de Ring van Audi en Tsypin in niets. De mythische tover van het grootse decor en de extreem gedetailleerd uitgewerkte personenregie maakt de reeks juist tijdloos menselijk. Hooguit vraag je je af of de videobeelden nu anders zouden zijn gemaakt en of men ten tijde van de conceptie van deze producties – halverwege de jaren negentig – misschien iets doller was op tl-buizen (dat brancardbed van Brünnhilde!) dan nu. Maar dat zijn details. Wat de Ring vooral doet is tonen wat muziektheater vermag. En: wat het Muziektheater met zijn grote oppervlakte vermag.

Dat ontdek je des te scherper als je de vier opera’s in één week ziet. Prachtig, hoe de Godenwereld is opgebouwd uit geometrische vormen op kleine en grote schaal en hoe die eenvoud contrasteert met het onderaardse voorgeborchte van de vormeloos rondstrompelende Nibelungen.

Tegelijkertijd is de Ring voor de Amsterdamse liefhebber vertrouwd. Hoeveel individuen zouden er in dat bezoekcijfer van 162.443 schuilgaan? Menigeen bezocht een hele cyclus, of losse voorstellingen, in de loop der jaren verschillende keren. Dan is het leuk om de eerste zanger van oppergod Wotan, John Bröcheler (menselijk, ontroerend), te vergelijken met Albert Dohmen (imposant maar ook een tikje monochromer) en nu de jongere, mooi rond zingende Thomas Johannes Mayer. In Die Walküre overtuigde hij deze week iets minder – juist doordat zijn uitstraling zo braamloos viriel is. De dialoog met echtgenote Fricka leek er meer een tussen moeder en zoon. Maar in Siegfried had Mayer plots wel een gruiziger uitstraling. Daar was het na de geweldige Siegfried van Stephen Gould eerder dit jaar nu weer de 63-jarige tenor Stig Andersen die – hoewel een begrijpelijke castingkeuze – zowel in stem als présence wel heel ver afstaat van een roekeloze jonge ‘knaap’. Daar staan tegenover: een geweldige Catherine Foster als power-Brünnhilde en het charismatische patina van Marina Prudenskaja (Erda) en Doris Soffel (Fricka). De hilarisch gore Mime van Wolfgang Ablinger-Sperrhacke verdringt zowaar de briljante Graham Clark naar het achterhoofd.

Jaarringen
De Ring vijftien jaar zien rijpen is dus een confrontatie met eigen jaarringen: een meerjarig spel in vergelijken. De stabiele factor is dirigent Hartmut Haenchen en zijn aandeel is tegelijkertijd het meest ontroerend. Het Nederlands Philharmonisch Orkest, dat nu alle vier de opera’s speelt, klonk nooit beter. De strijkers: roodgloeiend bij de liefdesscène tussen Siegfried en Brünnhilde. De blazers: pront en heroïsch. Maar alles bij elkaar is het juist de zogenaamd on-wagneriaanse transparantie die imponeert, de scherpe ritmiek, de beheersing die Haenchen pas loslaat als dat dramaturgisch echt hout snijdt. De emotie die er niet opligt, maar die je overal onder de oppervlakte voelt schuren.


162.443 Besucher ohne Radio, TV, DVD, CD und die Live-Übertragung nach draußen zu rechnen.

5
miljoen euro: de nettokosten van de vier opera’s, buiten vaste lasten (koor, orkest, techniek, reeds bestaand decor)

9&7
ton glas&ijzer. Daarmee was Das Rheingold de zwaarste productie van het vierluik