Het Parool, 02. Oktober 2001
Meisterhafte Siebente Mahler
(...) rundweg eindrucksvolle Siebente von einer prächtig spielenden Niederländischen Philharmonie (...) Haenchen steht in der Tradition eines Bruno Walter und hat als Mahler-Interpret ein sehr hohes Niveau erreicht. Sein Ziel ist immer, die Musik für sich selbst sprechen zu lassen und das koppelte er hier mit einer schneidenden Intensität die durch seine Einswerdung mit dem Inhalt dieser erschreckenden, labyrintischen Partitur entstand. Es war meisterhaft.
Erik Voermans
Meesterlijke Zevende Mahler
Het is niet moeders mooiste, die Zevende symfonie van Gustav Mahler. Moeders griezeligste, opgejaagdste, zenuwachtigste, maar ook: visionairste - dat komt meer in de buurt. Het is al met al een stuk dat men ongaarne hoort, behalve in een afgrijselijke uitvoering, omdat dan tenminste nog iets te lachen valt.
Bij een zeer goede uitvoering, en daar hadden we gisteravond in het Concertgebouw bij het Nederlands Philharmonisch Orkest onder leiding van Hartmut Haenchen helaas mee van doen, kan men slechts wit om de neus worden en huiveren, want Haenchen gaf de luisteraar namens Mahler een blik in een afgronddiepe, nachtzwarte duisternis. Alleen in de tweede Nachtmusik, met als tempoaanduiding Andante amoroso, wijken de vreeswekkende schemerluchten even voor het ijle schijnsel van de maan. De hysterische C majeur-euforie van de Rondo-finale die daarop volgt, is in haar valse en volkomen ongeloofwaardige triomfalisme misschien zelfs het allerengste hoofdstuk van de Zevende.
Alle griezeligheden daargelaten is de muziek diep fascinerend. Vanuit modernistisch perspectief vooral om wat zij teweegbracht; of aanrichtte, zoals sommige mensen zeggen. De meedogenloosheid van de stemvoering en de door Mahler in het eerste deel aangestipte kwartenharmoniek leiden regelrecht naar de vroeg-atonale Schönberg; de verblindende kleurcombinaties, onwaarschijnlijke timbrecontrasten en orkestratievondsten reiken een palet aan waar de Sjostakovitsjen, Schnittkes, Rihms later dankbaar gebruik van maakten; en de veelheid aan stemmingswisselingen in de drie middendelen heeft scherpe proto-postmoderne trekken, niet in delaatste plaats omdat Mahler zijn materiaal overal en nergens vandaag haalt.
Zo bezien was het zeer zinvol het concert te laten beginnen met Wagners Vorspiel uit de Meistersinger, waar Mahler in de Rondo-finale rijkelijk naar verwijst. Dat voorspel klonk wat log, vol en dicht, maar na een ronduit indrukwekkende Zevende van een prachtig Nederlands Philharmonisch Orkest deed dat er niet meer toe.
Haenchen staat in de traditie van een Bruno Walter en heeft als Mahler-interpreet een zeer hoog niveau bereikt. Zijn doel, als altijd, is de muziek voor zichzelf te laten spreken, en hij liet dat hier gepaard gaan met een kervende intensiteit die hoort bij de totale vereenzelviging met de inhoud van deze verschrikkelijke, labyrintische partituur. Het was meesterlijk.
Erik Voermans