Sinfoniekonzerte

Het Parool, 10. September 2002
Haenchen is meesterlijk

Natuurlijk heeft Hartmut Haenchen groot gelijk. Als machthebbers en subsidiegevers het signaal afgeven dat zijn werk niet op waarde geschat wordt, is het tijd de vleugels uit te slaan. Jammer is het wel. Vanaf het moment dat deze Kapellmeister in de ware zin des woords drie volledig ingedutte orkesten onder zijn hoede kreeg en ze omsmeedde tot een geolied Nederlands Philharmonisch Orkest, heeft Haenchen zich laten kennen als een gedegen en integer vakman voor wie de muzikale waarheid zoiets is als een heilige graal. Vanavond staat hij voor het laatst in de functie van chef op de bok bij dit orkest. En gisteravond mocht hij bij wijze van geste de Koorserie van het Concertgebouw openen met diezelfde immense Achtste symfonie van Gustav Mahler die vanavond op het programma staat.

We zullen hem nog gaan missen. Dat is de belangrijkste conclusie die kan worden getrokken nadat Haenchen en zijn orkest die moloch onder de Mahlers tot een goed einde hadden gebracht. Want het moet gezegd: gedurende de afgelopen drie jaar dat het NedPhO en Haenchen de symfonieën van Mahler op het programma hadden staan, zijn orkest en dirigent ongelooflijk naar elkaar toegegroeid. Zelfs in die zo vaak onbeheersbare Achtste staat er een Mahler zoals Haenchen het graag wil. Puur, zonder franje, zonder opgelegd pandoer. Een hele prestatie, want Mahler schuwde in zijn Symfonie der Tausend de overtreffende trap allerminst: voor de twee enorme koren, het jongenskoor, kinderkoor en symfonieorkest is een uitbouw noodzakelijk die de eerste vijf rijen stoelen in het Concertgebouw opslokt.

Haenchen weet zonder problemen de voorwaartse stuwing in de twee delen te behouden. Veni Creator Spiritus is één groot genuanceerd forte, de slotscène uit Faust een beheerst cantate met een even overdonderend als meesterlijk uitgevoerd slot.

Nu kon Haenchen ook beschikken over een uitstekend uitvoeringsapparaat. Het Nationaal Koor van de Oekraïne Dumka reageerde als één stem op Haenchens wensen en vooral de mannelijke solisten met de gevierde baritons John Bröcheler en Kurt Rydl blonken uit. Dat de vijf damessolisten daar wat bij achter bleven mocht de pret niet drukken; een meer dan stormachtige ovatie vertelde dat het publiek Haenchen in elk geval wel op waarde weet te schatten.

Paul Janssen

Haenchen ist meisterhaft

Natürlich hat Haenchen absolut Recht. Wenn Machthaber und Subventionsverteiler das Signal geben, dass seine Arbeit nicht genügend geschätzt wird, ist es Zeit die Flügel auszubreiten. Schade ist es aber trotzdem. Von dem Moment an, dass dieser Kapellmeister in der wahren Bedeutung des Wortes drei vollständig ineinander gestürzte Orchester unter seine Verantwortung bekam und sie zu einem wie geölt funktionierenden NedPhO umschmiedete, hat Haenchen sich als ein gediegener und integerer Fachmann erwiesen, für den die musikalische Wahrheit so etwas ist wie der Heilige Gral. Heute Abend stand er letztmalig in seiner Funktion als Chef auf dem Podest bei diesem Orchester. (...)

Wir werden ihn noch vermissen. Das ist das wichtigste Fazit, was wir ziehen können, nachdem Haenchen und sein Orchester den Moloch unter den Mahlers zu einem guten Ende gebracht hatten. Denn es muss gesagt werden: Während der drei Jahre, wo alle Sinfonien Mahlers auf dem Programm standen, sind Orchester und Dirigent unglaublich aufeinander zugewachsen. Selbst in der oft unbeherrschbaren Achten steht ein Mahler so wie ihn Haenchen gerne möchte. Rein, ohne Fransen, und ohne aufgelegten Puder. Eine große Leistung, den Mahler scheut in seiner Sinfonie der Tausend die maßsprengenden Einfälle nicht (...)

Haenchen weiß ohne Probleme die vorwärts stürmende Kraft in den zwei Teilen aufrecht zu erhalten. Veni creator spiritus ist ein großes nuanciertes Forte und die Schlussszene aus "Faust" eine beherrschte Kantate mit einem überwältigenden, meisterhaft ausgeführten Schluß (...) mehr dann stürmische Ovationen erzählten, dass das Publikum Haenchen in jedem Fall wirklich nach seinem Wert zu schätzen weiß.

Paul Janssen