Sinfoniekonzerte

Trouw, 27. Mai 2002
,,Toon mij uw Mahler-uitvoering en ik vertel u wie u bent.'' Naar aanleiding van een uitvoering van Gustav Mahlers Negende symfonie schreef ik eerder dat de componist een soort verbintenis verlangt van zijn interpreten. Dirigent Hartmut Haenchen toonde zich zaterdag in het Amsterdamse Concertgebouw wederom Mahlers filosofische gezel. Een reus, groot genoeg om de titaan te doorgronden.

Die indruk werd weer eens bevestigd bij het beluisteren van diezelfde Negende, zaterdagavond in het Amsterdamse Concertgebouw, tijdens een van de laatste concerten die Haenchens als chefdirigent van het het Nederlands Philharmonisch Orkest uitvoerde in het kader van zijn meerjarige Mahler-cyclus. Die concertreeks komt in september helaas tot een einde met Mahlers Achtste, waarna Haenchen zijn post als leider van de Dresdner Musikfestspiele zal betrekken. Dat is dan meteen het einde van een tijdperk waarin de dirigent het Nederlandse publiek een blik gunde op de zinnelijke en intellectuele rijkdom van de Duits-romantische kunst. Niet alleen in zijn waarachtige vertolkingen, maar ook als schrijver toonde Haenchen zich de afgelopen jaren als een exponent bij uitstek van de zo rijke laat-romantische cultuur. In een reeks 'Fictieve Brieven' (prestigieus uitgegeven zoals de literaire juweeltjes van het Duitse Insel Verlag) kroop hij per symfonie in de huid van de componist. In brieven aan een niet nader genoemde vriend (Haenchen zelf?) verwoordde hij de psychologische ontstaanswereld rond de werken op een betrokken en erudiete manier. Haenchen zette zaterdag een ongehoord krachtige Negende neer, als een muziekdrama zonder woorden. De nadruk lag op de terugkerende motieven, die door de grillige omgeving steeds opnieuw van betekenis veranderden. Die kaleidoskoop aan harmonische verkleuringen en het loslaten van de aloude toonsoorten ten gunste van een expressionistisch gebruik van 'gemoeds-lagen' werkte onder Haenchen als de ontwikkeling van personages in een aangrijpend toneelstuk.

Haenchen is geen dirigent die graag de teugels viert. Daardoor kon hij zijn spelers soms vervaarlijk dicht langs Mahlers ironische afgronden sturen, maar bewaarde hij vooral ook een verfijnde balans en transparance in het orkest. Met de fluit en de viool als helder zingende solisten. In het uitgecomponeerde morendo van het slot-adagio stierf de muziek prachtig in Haenchens armen. In de partituur bestaat dit deel met afstand uit de minste bladzijden, maar het evenaart in tijdsduur bijna het lange eerste deel. De 'liefdes-dubbeltriller' uit de eerdere delen is oneindig uitgerekt en ontmoet er het droef zuchtende afscheidsmotief. Binnen die versmelting liet Haenchen de belangrijke stemmen, zoals de solo-cello, de berustende gang naar het einde op een intense manier ontstijgen. Hier klonk de ware ,,Wanderer zwischen zwei Welten'', zoals Mahler zichzelf omschreef ten tijde van zijn reizen tussen Europa en Amerika. Dit keer echter niet als dolende tussen twee werelddelen, maar als eenzame ziel verscheurd tussen liefde en dood.

Anthony Fiumara

"Zeig mir Deine Mahler-Aufführung und ich sage Dir, wer Du bist". Aus Anlaß einer Aufführung von Gustav Mahlers Neunter Sinfonie schrieb ich früher schon einmal, daß der Komponist eine Art Übereinkunft vons einen Interpreten verlangt. Dirigent Hartmut Haenchen zeigte sich am Sonnabend im Amsterdamer Concertgebouw wiederum als Mahlers philosophischer Partner. Ein Riese, groß genug um den Titan zu ergründen.

Dieser Eindruck wurde wieder einmal beim Hören dieser Neunten bestätigt, Sonnabend im Amsterdamer Concertgebouw, während einer der letzten Konzerte die Haenchen als Chefdirigent der Niederländischen Philharmonie im Rahmen seines mehrjährigen Mahler-Zyklus dirigierte. Die Konzertserie erreicht leider im September mit der Aufführung von Mahlers VIII. sein Ende. Danach wird Haenchen seine Position als Intendant der Dresdner Musikfestspiele einnehmen. Das ist dann das Ende einer Ära in der der Dirigent das Niederländische Publikum einen Blick auf den sinnlichen und intellektuellen Reichtum der Deutsch-Romantischen Kunst gönnte. Nicht nur seine wahrhaftigen Interpretationen, sondern auch als Buch-Autor zeigte sich Haenchen in den vergangenen Jahren als hervorragender Exponent dieser so reichen spätromantischen Kultur. In einer Reihe "Fiktive Briefe" (kostbar herausgegeben wie die Juwelen des deutschen Insel-Verlages) kroch er hier in die Haut des Komponisten. In Briefen an einen nicht genannten Freund (Haenchen selber?) beschrieb er die psychologische Entstehungswelt rund um die Werke auf eine sehr beteiligte Art und Weise, Haenchen ließ am Sonnabend eine unerhört kräftige Neunte hören, wie ein Musikdrama ohne Worte. Der Nachdruck lag bei den zurückkehrenden Motiven, die durch die bizarre Umgebung stets aufs Neue ihre Bedeutung verändern. Das Kaleidoskop der harmonischen Verfärbungen und die Abkehr von den gebräuchlichen Tonarten zu Gunsten eines expressionistischen Gebrauchs von "Seelen-Klängen" wirkte bei Haenchen wie die Entwicklung von Personen in einem ergreifenden Schauspiel. (...)

Anthony Fiumara
Trouw, 17. November 1995
Haenchen erzählt spannend die Geschichte von Mahlers IX.

(...) Klarheit der verschiedenen Linien und Motive und die ausgezeichnete Klangbalance zwischen den Stimmen. Haenchen demonstriert, daß er das Total von den vielen liedartigen Stücken, atmosphärischen Bildern und Rhythmen in fester Hand hat, wodurch eine wirkliche Geschichte erzählt wurde, mit spannenden, fließenden Übergängen und Rethorik die einen vor Spannung erröten ließ.