Texts

Zum Tode von Jan Willem Loot

12 Jahre gemeinsame Arbeit

Vom Tod von Jan Willem Loot erfuhr ich durch einen Anruf eines Orchestermusikers auf einer Autofahrt. Er fasste den Verlust sehr treffend zusammen: „Dat was de basis die jij en Jan Willem gelegd hebben. Daar profeteren we nu nog steeds van en ik ben er heel dankbaar voor.“
In der Musikwelt ist es selten, dass ein künstlerisches Leitungsteam - etwas später ergänzt durch Herbert Slegers - 12 Jahre reibungslos zusammen arbeitet. Mit Jan Willem Loot ist das möglich gewesen. Das Resultat hat - obwohl am Anfang sehr viele Zweifel bestanden - glänzenden Bestand. Und dafür bin ich Jan Willem tief dankbar. Auch nach der langen Zeit gemeinsamer Arbeit hatten wir Kontakt und arbeiteten auch in Paris zusammen. Dankbar bin ich auch, dass ich ihn einige male an seinem Krankenbett besuchen durfte. Ich wünsche seiner Familie viel Kraft mit diesem großen Verlust.

Ich darf hier ein paar Worte von Interviews, die Franz Straatman geführt hat, aus dem Buch „De witte kuif op het frontbalkon“ zitieren:

H.H „Vanaf het begin ervoer ik hechtheid in de samenwerking met Jan Willem. Hij kent het orkestwerk. Hij neemt niet steeds het ene initiatief na het andere. Hij zorgt wèl voor structuur in een organisatie, weet de juiste medewerkers aan te trekken, zodat hij bij wijze van spreken rustig de krant kan lezen.“

Interessant zijn de criteria die hij er bij formuleerde over zijn eigen relatie tot de nieuwe chef.
J.W.L „Samenwerking tussen chef-dirigent en algemeen directeur moet er zijn, en wel op uitstekend niveau; zij samen vormen de as van het artistieke beleid. In het algemeen vereist dat van de directeurszijde begrip voor de artistieke eisen en wensen en van dirigentenzijde begrip voor de organisatorische mogelijkheden in ruime zin: een interessant spanningsveld, waaruit veel moois kan voortkomen.
De dirigentencommissie acht het verfrissend met een dirigent in zee te gaan die nog nooit met een van de drie orkesten heeft gewerkt. Een nieuw orkest, een nieuwe dirigent, dat klopt. Anderzijds acht ik enige voorzichtigheid gepast. Het uitzicht op een goede samenwerking dient er te zijn en dient zo mogelijk getoetst te zijn aan de praktijk.“
Wat dreef Loot om als eerste contact te leggen met Haenchen, de enige van de drie kandidaten die hij niet persoonlijk kende, en hèm voor te dragen bij het voorlopig bestuur?
J.W.L „Het was grotendeels intuïtie. Ik wist dat hij in de DDR en daarbuiten veel opera dirigeerde en dat hij een kamerorkest leidde in Berlijn, het Kamerorkest Carl Phillip Emanuel Bach. Hij voldeed dus aan drie eisen. De volgende vraag luidde: kan ik het met die man persoonlijk goed vinden? Daarom ben ik naar Wenen gereisd.
Hij logeerde in een eenvoudig pension, want hij had niet veel geld, en wat hij verdiende moest hij afdragen aan de DDR. Ik heb toen in datzelfde pension, Lerner genaamd, een kamer geboekt en met hem afgesproken na de voorstelling te gaan eten, drinken en praten. Het was voor hem de laatste voorstelling van een reprise-productie van ‘De barbier van Sevilla’. Hij was niet echt tevreden, gaf blijk van kritisch inzicht. In het uitvoerige gesprek met hem, tot diep in de nacht, over de situatie en de problemen in Amsterdam, dacht hij al spoedig mee. Ik zei hem dat er hard gewerkt zou moeten worden, maar dat ik verwachtte dat de problemen te overwinnen waren.’


H.H „Tijdens ons gesprek voelde ik een simpel vertrouwen in mij. Dat heeft mij goed gedaan in verband met de omstandigheden waar ik in verkeerde, het wantrouwen om mij heen waarin ik leefde. Jan Willem had begrip voor mijn persoonlijke situatie.“
J.W.L : „Hij heeft ook redelijk intuïtief gedacht: dat kunnen we wel rooien. We spraken af om elkaar de volgende dag bij het ontbijt weer te ontmoeten. We hadden er dan allebei een nacht over geslapen. Het bleek dat we beiden positief tegen de mogelijkheden aankeken.“


H.H „Het belangrijkste wat Jan Willem als directeur voor elkaar heeft gekregen is de Beurs. Daar heeft hij voor gevochten. Hij wist: dit is essentieel voor het slagen van het NedPhO. Ik was niet gebleven als er geen goede repetitie- zaal was gekomen. Een ander belangrijk punt: Jan Willem schiep een goede organisatie waar de artistieke productie op kon gedijen.
Hij was er altijd, bij concerten, bij repetities, ook op zaterdag en zondag. In de pauze van een repetitie kwam hij vaak even praten. Oh, Jan Willem laat zijn neus even zien, werd er dan door de musici gezegd. Met solisten en dirigenten ging hij altijd wat eten of drinken. Als we samen wat te bepraten hadden, deden we dat niet op kantoor maar in een goed restaurant, bij Keyzer naast het Concertgebouw bijvoorbeeld, met een lekker glas wijn erbij. Door Jan Willem heb ik verstand en smaak gekregen voor goede wijnen. Die waren onbekend in de DDR.
We hadden ook privé goed contact met elkaar doordat we beiden in beeldende kunst zijn geïnteresseerd. We lieten elkaar onze aankopen zien. Hij is meer op moderne kunst gericht, terwijl ik juist voor oudere stijlen, meer figuratief, belangstelling heb.


Worte zum Abschied von Jan Willem Loot, ehemals Direktor des Nederlands Philharmonisch Orkest in Amsterdam, im Kleinen Saal des Concertgebouw, 12. Februar 2021.

Lieve familie Loot, bedankt, dat ik vandaag samen met jullie afscheid mag nemen van Jan Willem.

Een van de velen dingen, die ik van JW geleert heb, is iets over wijn te weten te komen. JW wist welk jaargang goed was, zijn Jaargang is net zo goed als de mijne: 1943.
Overigens, er kwam nog een derde directie lid , uit de zelfde „ Jahrhundertjahrgang“ erbij: Herbert Slegers

JW zijn grote gave was de juiste mensen te vinden, die bij elkaar pasten en die elkaar aanvulden.

Mijn leven zou anders gelopen zijn als JW niet naar Wenen gekomen zou zijn, om met mij mijn bescheiden pension te delen, om mij daar te vragen of ik een groot avontuur samen met hem aan zou willen gaan.
Een „niet gewild orkest“ te vormen. Een opdracht waarvan bijna iedereen gezegd heeft dat het niet zou lukken.
Daar ben ik dankbaar voor, dat hij dit vertrouwen in mij had.

En wij hebben het gedaan. Wij hebben in een korte tijd het voor elkaar gekregen om hiervan toch een groot succes te maken.
Daar ben ik dankbar voor.

Nog voordat ik een contract getekend had, was mij uit deze onmogelijke constructie duidelijk, dat ik een kern van het Nederlands Kamerorkest bij elkaar wilde houden… tegen uitdrukkelijke tegen-mening van het bestuur.
JW heeft mij hierin gesteund.
En daarvoor ben ik dankbaar! En ook vandaag existeert het Nederlands Kamerorkest met groot succes!

JW was bijna altijd rustig, waar ik onrustig was.
Daar ben ik dankbar voor.

Als de eerste verlenging van mijn contract ter discussie stond was het ons duidelijk, dat de ontwikkeling van het orkest alleen mogelijk was als het orkest een plek (De Beurs) heeft waar de bloedgroepen (zo als wij dit noemden) op een neutrale bodem zijn, waar niemand het voorrecht heeft.
JW heeft het voor elkaar gebracht.
Voor deze basis ben ik dankbaar.

Toen met de directie van DNO spanningen waren heeft hij mij geadviseerd en mentaal geholpen.
Ook daar ben ik dankbaar voor.

Wij hebben met avontuurlijke programma’s zes keer het Concertgebouw uitverkocht.
Daar ben ik dankbaar voor. (In deze corona-tijd bijna onvoorstelbaar.)

Wij hadden samen het idee dat dit orkest op tournee zou moeten, om artistiek en menselijk te kunnen groeien.
JW heeft het heel vroeg georganiseerd. En ook heel vroeg heeft hij voor de microfoons van een platen maatschappij gezorgd. Voor zelfcontrole is dit essentieel.
JW heeft het gedaan en later zelfs en eigen label opgericht.
Daarvoor ben ik dankbaar.

JW heeft mij geleerd, wat goed eten is (daar zijn wij weer bij de wijn, die daarbij hoort)
En daarvoor ben ik dankbaar.

Ik heb deze rij van dankbare gedachtes over de velen jaren die wij samengewerkt hebben (en ook samen beleefd hebben) gelukkig nog persoonlijk op zijn hart kunnen drukken .
Vandaag deel ik het graag met jullie.

Diepe Dank Jan Willem.

Ehrung in Place de l'Opera

Zurück