Opera

De Telegraaf, 03. February 2011
Bizarre Parsifal uit Brussel
Opera is een vreemd bedrijf. Dat blijkt weer eens bij de nieuwe productie van Wagners Parsifal in de Brusselse Munt. De dirigent Hartmut Haenchen put zich uit om de intenties van de componist zo dicht mogelijk te benaderen.
De regisseur Romeo Castellucci heeft daarentegen bij zijn operadebuut geheel lak aan Wagners tekst. Duitse grondigheid en trouw aan het werk gaan het gevecht aan met een Italiaanse beeldenstorm.
Castellucci verwerpt alle symboliek in het libretto: geen zwaan, geen speer, geen graal, geen verlossing. Als de graal met het bloed van Christus onthuld moet worden, verdwijnt het toneel achter een wit doek met daarop slechts één kleine zwarte komma. De regisseur brengt een overdaad aan eigen symbolen in stelling, die slechts begrepen kunnen worden als je de lachwekkende prietpraat in het programmaboek leest.
Tijdens het voorspel zien we het portret van Wagners tegenstander Nietzsche, waarbij een slang in diens oor kronkelt. Het eerste bedrijf speelt zich af in een duister bos. De personages zijn amper belicht. De ogen veren even op als opeens een hond tussen het obscure gebladerte zichtbaar wordt. Hij lijkt te zingen in plaats van de vrijwel onzichtbare Gurnemanz. Wanneer het bos wordt ontmanteld, verschijnen drie groenverzorgers met kruiwagen en decoupeerzaag op het toneel. De graalridders gaan schuil onder bladeren en camouflagepakken. De tovertuin van de tweede akte is een wazige witte wereld achter gaasdoek, met als zwart accent de verdubbelde tovenaar Klingsor, die als een dirigent in rokkostuum zwarte magie bedrijft. Hier leeft Castellucci zijn fascinatie voor Japanse *bondage* uit. Zingende bloemenmeisjes zijn verbannen naar de orkestbak. Hun zwijgende zusters hangen naakt vastgebonden in de touwen.
Stadsmassa
In de derde akte rest dan een kaal toneel met een enorme menigte van koorleden en tweehonderd figuranten. Parsifal gaat op in een stadsmassa die op een lopende band machinaal in de richting van de zaal oprukt. De eenzaamheid van de mens: Castellucci laat het zien met veel humbug en weinig treffende beelden, bijna vijf volle uren lang.
Het muzikaal aandeel haalt het niet bij de recente concertante uitvoering in de Amsterdamse Matinee. Dat ligt niet aan Haenchen, die met uitgekiende temporelaties spanning creëert en Wagner dicht op de huid zit. Het orkest van de Munt stijgt boven zichzelf uit, maar ook dan is het nog geen toporkest en de koren zijn zelfs onder de maat.
De zangers moeten het als emotieloze zetstukken doen zonder personenregie. Jan-Hendrik Rootering (Gurnemanz) stelt teleur met een vlakke en matte vertolking. Andrew Richards is een vocaal degelijke maar weinig karakteristieke Parsifal. Hij zal in Amsterdam de titelrol zingen in Verdi*s Don Carlo. Tómas Tómasson is een sterke Klingsor en Anna Larsson een schijnbaar onbewogen Kundry. Thomas Johannes Mayer verbrokkelt zowat alle frasen van Amfortas, ook als dat niet moet. Hij wordt geacht Wotan te vertolken in de reprise van de Amsterdamse Ring.
Eddie Vetter