Interview mit Franz Straatman
Ook voor Hartmut Haenchen kende het coronavirus geen genade. Een groot Brucknerproject werd geschrapt en zelfs zijn komende debuut in de Metropolitan Opera is afgezegd. Maar de streaming van ‘zijn’ Ring ging door en dus zat de dirigent vier avonden thuis voor het beeldscherm te kijken en te luisteren naar het document uit 2014.
Als dominostenen vielen de afspraken die Hartmut Haenchen in zijn agenda had staan om. Vanaf begin maart had hij een ware veldtocht door Europa gepland om op diverse podia alle symfonieën van Anton Bruckner uit te voeren. De route begon in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel, waar hij op 8 maart met het Nationaal Orkest van België de zevende symfonie speelde. Daarna toog hij naar Antwerpen om er met het plaatselijk Symfonie Orkest de achtste symfonie voor te bereiden. ‘Tijdens de generale kwam de intendant van het orkest naar mij toe en zei: het gaat niet door.’
België ging op slot en het concert op 13 maart verviel. Haenchen kon naar huis in Dresden om er zijn tijd uit te zitten. ‘Ik had in mijn leven nog nooit zo’n leeg vliegveld gezien. Het was ongelooflijk’, vertelt hij, nog steeds hoorbaar verbaasd over wat hij meemaakte op zijn terugreis.
Haenchen had toen nog de hoop dat een afspraak in Stuttgart, waar hij met het orkest van de Südwest Rundfunk Bruckners vijfde en nog andere stukken zou spelen, kon doorgaan. ‘Ik kreeg te horen dat er niet meer dan duizend bezoekers zouden worden toegelaten en dat het aantal concerten van vijf naar drie werd teruggebracht. Vervolgens kwam er een telefoontje: het gaat door, maar zonder publiek. Het concert zou als livestream worden uitgezonden. Uiteindelijk volgde de mededeling: het gaat helemaal niet door.’
Daarna rolden de afzeggingen over elkaar heen: de negende van Beethoven in Venetië, de vijfde van Mahler in Genua, een Parsifal bij de Wiener Staatsoper, Die Schöpfung van Haydn in Tokio en Mahlers Lied von der Erde weer in Genua. Haenchen laat de lijst ontrollen als een cataloog van Leporello.
Zelfs zijn debuut aan de New Yorkse Metropolitan Opera, waarvan de première gepland stond op 17 oktober, werd al geschrapt. Haenchen: ‘Ik ben na iedere afzegging steeds bezig geweest om mij voor te bereiden op de volgende afspraak, die dan werd afgezegd. Ik had mij er vooral op verheugd om in Tokio Die Schöpfung te doen’, vertelt hij in nog steeds uitstekend Nederlands.
In Amsterdam heeft Haenchen de afspraak lopen dat hij in drie achtereenvolgende seizoenen de laatste drie symfonieën van Bruckner uitvoert. ‘Op 14 november staat gepland dat ik met het Nederlands Philharmonisch Orkest de achtste symfonie doe, samen met een stuk van Willem Jeths, Scale ‘Le Tombeau de Mahler’. Ik zie dat nog niet gebeuren. Orkestmusici moeten ver uit elkaar zitten. Bruckner vereist al een grote bezetting, maar het werk van Jeths heeft extreem veel musici nodig. In ieder geval bereid ik het voor.’
Eén hoop heeft hij nog: drie optredens op 24 en 25 juni met de Kammerakademie Potsdam in het kader van het Mozartfeest dat jaarlijks in Würzburg wordt gehouden. ‘Eigenlijk zouden de concerten in de prachtige Kaisersaal plaatsvinden, maar vanwege de coronacrisis zijn de uitvoeringen verplaatst naar een fabriekshal waar een podium is gebouwd van 25 bij 20 meter. De strijkers moeten op anderhalve meter van elkaar zitten en de blazers op drie meter. En de uitvoeringen mogen niet langer dan een uur duren. Voor de repetities is een sporthal afgehuurd. Ik geef toe dat ik er met nervositeit naar uitkijk, want ik heb de Kammerakademie niet eerder gedirigeerd en het orkest heeft verscheidene maanden niet kunnen spelen. Ik vraag me af hoe het samenspel zal zijn van musici die elkaar nauwelijks of niet horen. En dat bij buitengewoon lastige stukken zoals de symfonie KV 550 van Mozart en een bewerking door Mahler van Beethovens strijkkwartet opus 95.’
De troostprijs werd Haenchen wel vergund: de streaming van de derde uitvoeringsserie in 2013/2014 van Der Ring der Nibelungen onder zijn leiding en in de regie van Pierre Audi, die tot en met 7 juni kon worden aangeklikt. Een reuzesucces, want liefst 127.000 keer werden de vier opera’s geopend, met Das Rheingold als favoriet: 51.000 keer. Haenchen relativeert die getallen door erop te wijzen dat er niet uit blijkt dat iedereen elke opera helemaal heeft uitgekeken. Maar uit de commentaren en likes leidt hij af dat de reacties fantastisch zijn.
‘Het sterkt mij in mijn plan om deze cyclus op dvd uit te brengen. Ik had de opname al gezien tijdens een eenmalige voorstelling in een bioscoop in het voorjaar. Ik kwam diep onder de indruk van de grootse beelden van de decors door het camerateam en de geweldige close-ups van de zangers. Ik wilde weten hoe de opnames zouden overkomen op een tv-scherm. Aangezien ik toch vrij had, heb ik thuis vier avonden voor de buis gezeten. Ik was echt onder de indruk. Het is een heel muzikale registratie, met beeldwisselingen die goed aansluiten bij de muziek.’
Haenchen zag en hoorde zich terug. Hoe was die ervaring? ‘Ik vind het altijd moeilijk om naar mijzelf te luisteren. Maar ik moet bekennen dat Das Rheingold en Die Walküre goed gelukt zijn. Siegfried is niet zo optimaal gerealiseerd in het samengaan van de zangers en het orkest. Alles gebeurde achter mijn rug. Het is ook het moeilijkste stuk uit de cyclus. Maar het was een geweldige ervaring om het orkest na zo veel jaren terug te horen. Wat een kwaliteit; het speelde zo mooi. Ik verheug mij er echt op dat ik weer voor het orkest mag staan in de uitvoering van Bruckners achtste symfonie.’
De Ring zal hem nog even bezighouden. Haenchen is bezig fondsen te verzamelen voor de dvd-uitgave. ‘De kosten ervoor komen op zo’n 80.000 euro. Ik ben op de helft. En er zijn 222 liefhebbers die hebben ingetekend voor een exemplaar. De totale oplage moet minimaal 1.000 stuks zijn, dus ik hoop dat de streaming de belangstelling stevig stimuleert. Op mijn Facebookpagina kan men mij een bericht met een bestelling sturen.’
Ondertussen plant Haenchen door. Hij heeft een reeks uitvoeringen van Moessorgsky’s Chovansjtsjina in het vooruitzicht in Parijs. ‘Voor mij een première; ik heb die opera nog nooit gedaan. En ik ben gevraagd om in maart 2021 Elektra te dirigeren in Moskou. Dat werk is daar nog nooit opgevoerd. In Londen heb ik in september een afspraak voor Die Zauberflöte en daartussen een Daphne in Kopenhagen. Maar ik wil minder opera gaan dirigeren. Ik word ook een dagje ouder’, zegt de thans 77-jarige. ‘Het is heel wat anders of je een concert van anderhalf uur doet of een opera van vier, vijf uur.’
Naar één concert kijkt hij verlangend uit. Op 28 en 31 januari 2021 hoopt hij een programma te dirigeren bij de philharmonie zuidnederland in Breda en Eindhoven, waarin twee kleinzonen als solist optreden. De 19-jarige Jakob Plag speelt dan het concertino voor klarinet en orkest van Carl Maria von Weber en de 22 jarige Lukas Plag laat zich horen in het eerste concert voor cello en orkest van Dmitri Sjostakovitsj. Doet opa ook zelf een stuk? Haenchen lacht. ‘Ja, de ouverture van de opera Hänsel und Gretel en de achtste symfonie van Dvořák. Voor mij een relatief klein werk.’
Het grote werk met Bruckner hoopt hij te kunnen hervatten in de vorm van opnames van alle symfonieën met het Nationaal Orkest van België. Maar hij heeft grote twijfels of er na de coronatijd wel voldoende geld is voor zo’n project.
Na de werken van Mahler en Wagner te hebben onderzocht en gecontroleerd op juiste weergave van de bedoelingen van de componist, heeft hij zich op Bruckner geworpen. ‘In de voorbereiding van een stuk vraag ik mij af: wat is het laatste wat een componist heeft achtergelaten? Ik heb alle brieven van Bruckner erop nagelezen en dan ontdek je of veranderingen die hij aanbracht in zijn symfonieën van hem zijn of dat hij opmerkingen van zijn leerlingen heeft gevolgd. Vroeger moest je naar allerlei steden en bibliotheken reizen om handschriften en eerste drukken te raadplegen. Nu staan ze online. Ik kan thuis in quarantaine alles nazoeken. Ik verveel mij absoluut niet!’
<a href="https://www.operamagazine.nl/achtergrond/52356/haenchen-onder-de-indruk-van-gestreamde-ring/" target="_blank">Ganzes Interview</a>