..."Daarna volgde het absolute hoogtepunt van de avond: Haenchens magistrale interpretatie van Bruckners Zevende symfonie, die doorgaans als een indrukwekkende aaneenschakeling van monumentale ‘klankblokken’ door de Grote Zaal dendert en daarmee eerder beklemt en bedrukt, dan blijmoedig en hoopvol stemt. Bruckner was in 1883 van plan met zijn in E groot gecomponeerde Zevende een vrolijk en lichtvoetig werk aan zijn oeuvre toe te voegen, maar toen zijn grote held Wagner in Venetië stierf terwijl hij net aan het tweede deel begonnen was, ontaarde het Adagio alsnog in een droevige klaagzang van ongekende intensiteit. Haenchen loosde de musici van het orkest zo precies door Bruckners rijke en zwaarwichtige partituur heen, dat het bijna leek alsof hij elk instrument zèlf bespeelde terwijl hij dirigeerde.
Het beweeglijke, holistisch vloeiende en sonore klankresultaat was van een fascinerende en aangrijpende schoonheid, waarbij alle delen in hun essentie werden gekarakteriseerd en uitgelijnd. Zwaarmoedig en lyrisch, of juist energiek, galopperend of sidderend, maar altijd met het vizier gericht op het hogere. Voor de diepgelovige Bruckner was dat de hemel, voor Haenchen misschien de hemelse schoonheid die op onze verschroeide aarde mogelijk is.
Zelf heb ik van Bruckners Zevende symfonie nooit eerder zo’n schitterende uitvoering gehoord!"...
WENNEKE SAVENIJE
Ganze Rezension